Erelid mogen is echter voldoende om alle verplichtingen te dekken en de financiële positie van de Bond geeft geen enkele reden tot pessimisme. Namens de Commissie van Rapporteurs gaf de heer Alter vervolgens een summiere toelichting op enkele posten. De Commissie heeft een uitvoerig schriftelijk rapport aan het Hoofdbestuur doen toekomen. De Commissie concludeert in dit rapport tot een verminderde liquiditeit en aantasting van het Bondsvermogen. De jaarstukken werden hierop goedgekeurd. Overeenkomstig het Hoofdbestuurvoorstel werd de con tributie voor het jaar 1963 vastgesteld op één procent van de omzet als bedoeld in het Contributiebesluit 1945, waar van 0,3 procent ten behoeve van de Weerstandskas, met de bepaling, dat de contributie over het jaar 1963 voor leden filmfabrikanten en -filmproducenten tenminste 200 be draagt. Bij de behandeling van de begroting voor het jaar 1963 stelde de heer E. Alter, dat de verminderde vermogens positie van de Bond zich ook in de begroting weerspiegelt, een standpunt, dat hij nader toelichtte. De vergadering besloot met algemene stemmen tot goedkeuring van de begroting. Het voorstel van het Hoofdbestuur om met het oog op het Koninklijk Besluit van 24 juli 1962, houdende onver- bindendverklaring van zekere bepalingen betreffende disci plinaire rechtsspraak in mededingingsregelen, de Statuten en het Algemeen Bondsreglement te herzien, kon niet in behandeling worden genomen, aangezien niet drievierde van het aantal kiesgerechtigde zaken ter vergadering aan wezig was. Besloten werd om dit nieuwe voorstel opnieuw in behandeling te nemen in een buitengewone algemene ledenvergadering op maandag 29 april. De Bondsvoorzitter stelde vervolgens aan de orde het voorstel van het Hoofdbestuur om de heer C. van Willigen te Wassenaar te benoemen tot erelid van de Nederlandsche Bioscoop-Bond. In zijn toelichting op het voorstel herin nerde de heer Miedema aan de belangrijke staat van dienst van de heer Van Willigen. Op 18 november 1935 werd hij lid van de Afdelingsraad, welke functie hij een jaar later wegens drukke werkzaamheden weer opgaf. In 1945 kwam de heer Van Willigen in de Afdelingsraad terug; na een korte overgangstijd werd hij benoemd tot voorzitter; de heer Van Willigen bekleedde deze functie tot 25 maart 1963. In 1934 trad hij toe tot het bestuur van de Afdeling Rotterdam en na de oorlog werd hij voorzitter, een functie, die hij eveneens pas onlangs heeft neergelegd. In 1937 werd de heer Van Willigen lid van de Commissie van Geschillen en in 1945 voorzitter, hetgeen derhalve zijn derde voor zitterschap betekende. Vanaf de bevrijding was hij voorts lid van de Ledenraad. In het bijzonder als voorzitter van de Commissie van Geschillen heeft de heer Van Willigen zich een voortreffelijke naam verworven. Nadat de vergadering het voorstel had aanvaard, hetgeen bleek uit een luid applaus, overhandigde de Bondsvoorzitter de heer Van Willigen de oorkonde, waarin zijn benoeming tot erelid van de Bond is vastgelegd. Namens het Hoofd bestuur en de vergadering bood de heer Miedema geluk wensen aan. De heer Van Willigen dankte met enkele welgekozen woorden voor de hem te beurt gevallen onder scheiding. Bij de verkiezingen voor het Hoofdbestuur werd bij enkele kandidaatstelling voorzien in een drietal vacatures: de heren drs J. A. M. Bouts te Geleen, W. Hemelraad te Utrecht en A. F. Wolff, eveneens te Utrecht, werden in hun functies herbenoemd. De periodiek aftredende leden van de Filmbeurscom missie, de heren A. J. Dresscher te Amstelveen, C. Hart te Beverwijk en J. Nijland Sr te Utrecht, werden herkozen. Besloten werd de algemene ledenvergadering in 1964 te houden in Amsterdam. Bij de rondvraag bracht de heer A. G. Visser te Baarn een televisie-uitzending van Godfried Bomans ter sprake, waarin ergerlijke uitlatingen over het film- en bioscoop bedrijf waren gedaan. De Bondsvoorzitter verklaarde, dat het Hoofdbestuur bij de A.V.R.O. een ernstig protest over deze uitzending zal indienen. De heer E. Chermoek te Amsterdam vroeg of de uit spraken van de Commissie van Geschillen aan de pers worden verstrekt. De voorzitter ontkende dit. Desgevraagd De heer C. van Wil ligen (rechts), Voor zitter van de Com missie van Geschil len, oud-voorzitter van de Afdelings raad en oud-voorzit ter van de afdeling Rotterdam, betuigt zijn dank voor de benoeming tot erelid van de Nederland sche Bioscoop-Bond, welke onderschei ding hem zojuist ten deel is gevallen. Links de Bondsvoor zitter, de heer Joh. Miedema, op de ach tergrond de Bonds directeur, de heer J. G. J. Bosman.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1963 | | pagina 9