Westduitse bioscoopexploitanten wijzen filmwet af Lagere belasting in] Baden- Württemberg De belasting in West-Duitsland dezelfde datum, teneinde de aandacht van de pers en van de autoriteiten te vestigen op de ernstige moeilijkheden van het film- en bioscoopbedrijf. De internationale organisatie van film producenten, de Fédération Internatio nale des Associations de Producteurs de Films, zal het plan bespreken tijdens de jaarlijkse ledenvergadering, die op 27 en 28 juni in Berlijn zal worden gehouden. Het Bureau International du Cinéma zal het voorstel op de agenda plaatsen van de eerstvolgende vergadering, die op 4 en 5 september zal plaatsvinden te Venetië. Bij de besprekingen van het B.I.C. wa ren de Bondsvoorzitter, de heer Roem en de Bondsdirecteur aanwezig. Het Zentralverband der Filmtheater, de Westduitse organisatie van bioscoop exploitanten, heeft zich uitgesproken tegen aanvaarding van het ontwerp- Filmwet, dat enige tijd geleden bij de Westduitse Bondsdag is ingediend. Zoals wij in het vorige nummer van het Bondsorgaan reeds berichtten zijn in het wetsontwerp een aantal maatregelen voorgesteld, die tot doel hebben te ko men tot verbetering van de economische omstandigheden in de Westduitse film industrie. Het belangrijkste punt is de stichting van een economisch fonds voor het film- en bioscoopbedrijf, dat als taak krijgt de bevordering van de Westduitse filmproduktie en de verhoging van de kwaliteit van de te vervaardigen films. Het filmfonds zal ter versteviging van de economische grondslagen van de film industrie aan de filmproducenten bedra gen uitkeren, die moeten worden ge bruikt voor de financiering van nieuwe filmprojecten. De grootte van de uit te keren bedragen zal afhankelijk zijn van de behaalde recettes in het bin nenland. Het filmfonds zal voorts op verschillende andere manieren financiële steun aan de filmproduktie kunnen ver lenen. Het filmfinancieringsfonds zal, wan neer het betreffende wetsontwerp door het Westduitse parlement wordt goed gekeurd, zijn inkomsten hoofdzakelijk verkrijgen uit een heffing op de recettes van de Westduitse bioscopen. Het wetsontwerp komt weliswaar in grote trekken overeen met de wensen van het Westduitse film- en bioscoop bedrijf, waar reeds lang voor de instel ling van een filmfinancieringsfonds wordt gepleit, maar het heeft toch enige zo belangrijke leemtes, dat de bioscoop exploitanten het ontwerp onaanvaard baar vinden. Van de zijde van het filmbedrijfsleven is steeds als eis gesteld, dat de verma- kelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstel lingen eerst geheel zou moeten worden afgeschaft, voordat het filmfinancierings fonds in werking zou kunnen treden. Slechts door de verdwijning van de ver- makelijkheidsbelasting zullen de midde len vrijkomen, waaruit de heffing voor het fonds zou kunnen worden betaald. Over de vermakelijkheidsbelasting wordt in het wetsontwerp echter geheel niets gezegd. De bioscoopexploitanten wensen alsnog in het voorstel een bepaling op genomen te zien, waarin de afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting als voorwaarde wordt gesteld voor het in werking treden van de Filmwet. Voorts wensen de exploitanten, dat de heffing op de bioscooprecettes, waarvan de hoogte niet in het wetsontwerp is vastgelegd, nader wordt omschreven op twee of maximaal drie procent. Ook verlangen zij onder meer, dat vrijstel ling van omzetbelasting wordt verleend aan bioscoopvoorstellingen, waarin films worden vertoond, die een cultureel pre- dicaat hebben gekregen. Eén van de indieners van het wets voorstel, de christen-democraat dr Berthold Martin, heeft inmiddels toege zegd zijn invloed te zullen aanwenden bij de landsregeringen om de afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting te be werkstelligen. Hij zal zich in eerste in stantie richten tot de regeringen van Beieren, Hamburg en West-Berlijn, waar de tarieven van de vermakelijkheids belasting het hoogst zijn. Het ontwerp-Filmwet geniet in de Bondsdag de instemming van de christen democraten en van de socialisten. Men verwacht, dat de parlementaire behan deling van het wetsvoorstel nog wel enkele maanden zal vergen. De regering van het Westduitse Bonds- Iand Baden-Württemberg heeft aan het landsparlement voorgesteld de vermake lijkheidsbelasting op bioscoopvoorstel lingen te verlagen van twintig tot vijftien procent. Bovendien is voorgesteld een speciale regeling ten aanzien van de heffing van vermakelijkheidsbelasting te treffen voor wat betreft voorstellingen met cultureel waardevolle films. Zoals bekend worden in West-Duits land films voorgelegd aan de Film- bewertungsstelle te Wiesbaden, een semi- overheidsinstantie, die de predicaten „waardevol" en „bijzonder waardevol" kan verlenen. In verschillende Bonds- landen zijn aan de vertoning van deze films belangrijke belastingreducties ver bonden. In Noordrijn-Westfalen en Saarland kent men reeds geruime tijd vrijstelling van vermakelijkheidsbelasting voor voorstellingen met gepredicatiseerde films. Het ligt in de bedoeling om de regeling in Baden-Württemberg zodanig te ma ken, dat bioscoopvoorstellingen vrijge steld zullen worden van vermakelijk heidsbelasting, wanneer een „waarde volle" hoofdfilm en een „waardevolle" korte film in één programma zijn opge nomen. Tevens zal er vrijstelling van vermakelijkheidsbelasting zijn, wanneer in het programma een „bijzonder waar devolle" hoofdfilm is opgenomen, on geacht de kwaliteit van het bijpro gramma. Naar blijkt uit het officiële cijfer materiaal van het Westduitse Bureau voor de Statistiek zijn aan het film- en bioscoopbedrijf in dat land in 1962 door middel van de vermakelijkheidsbelasting nog ruim 55 miljoen mark onttrokken. De hoogste opbrengst van de vermake lijkheidsbelasting werd bereikt in het Bondsland Beieren, waar sedert jaren geen verlagingen van de tarieven zijn tot stand gekomen. In Beieren droegen de bioscoopexploitanten een bedrag van veertien miljoen mark aan vermakelijk heidsbelasting af. In Baden-Württemberg bedroeg de op brengst van de vermakelijkheidsbelasting negenenhalf miljoen mark en in Ham burg vier miljoen mark. De Spitzenorganisation der Deutschen Filmwirtschaft (Spio) heeft naar aanlei ding van het bekend worden van deze cijfers de aandacht gevestigd op de on gelijkheid in de concurrentieverhoudin gen. In 1962 werden op de Westduitse televisie 167 speelfilms vertoond, zonder dat daarvoor in enigerlei vorm belasting werd betaald. De Duitse toneelgezel schappen werden in dezelfde periode ge subsidieerd met een bedrag van twee- 79

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1963 | | pagina 13