Veertiende Reclamefilmdag
Jurering
Algemene opmerkingen
Filmprijzen
Het examen ter verkrijging van het Praktijkcertificaat,
welk certificaat zoals reeds eerder werd gepubliceerd zeer
waarschijnlijk bij het van kracht worden van de in voor
bereiding zijnde CA.O. voor het bioscoopbedrijf, landelijke
geldigheid zal krijgen, vindt eveneens op 27 of 28 augustus
plaats.
Voor dit examen hebben zich 26 kandidaten aangemeld
tegen 32 in 1962.
Het Genootschap voor Reclame heeft op 17 mei zijn
veertiende Reclamefilmdag gehouden zoals gebruikelijk
in het Amsterdamse Flora Theater. De belangstelling voor
deze dag was bijzonder groot, groter nog dan vorig jaar,
waaruit een verheugende belangstelling van de zijde van
het bedrijfsleven voor de film als reclamemedium kan
worden afgeleid.
In een voortreffelijk openingswoord, zoals men dat overi
gens van hem gewend is, heeft de voorzitter van het
Genootschap voor Reclame, jhr W. van Andringa de
Kempenaer, opnieuw gewezen op het belang van de reclame
en de plaats, die de reclamefilm daarbij inneemt.
Er is de laatste jaren, aldus de heer De Kempenaer, een
toenemend krabben en bijten op reclamegebied. Men heeft
heel wat meer problemen met de afzet dan met de pro-
duktie. Men zal daarom meer moeten doen en wat men
doet beter moeten doen op het gebied van de reclame. Het
is de taak van de verkoopbevorderaar om anti-cyclisch te
opereren. Dat is weliswaar algemeen bekend, maar niette
min ontbreek veelal de anti-cyclische courage.
De moeilijkheid is uiteraard, dat een exacte relatie
tussen de investering in en de opbrengst van de reclame
bijzonder moeilijk is vast te stellen. In dit opzicht zit de
bioscoopreclame echter geenszins met de mond vol tanden.
Het is mogelijk om het aantal mensen, dat via de reclame
film in de bioscopen wordt bereikt, en de kosten per
contact vrij nauwkeurig te berekenen.
De heer De Kempenaer stak een pluim op de hoed
van de filmproducenten, die er steeds meer in slagen om
kort maar krachtig een verkoopboodschap in de film vast
te leggen.
Ten aanzien van de reclametelevisie sprak de Genoot
schapvoorzitter de wens uit, dat deze in een goed vat mag
zitten, opdat geen verzuring optreedt. Hopelijk zal het
nieuwe kabinet een ingebouwd televisienet blijken te be
zitten.
Vervolgens werden de zestien aan de jury voor de Film
prijzen 1963 ter beoordeling voorgelegde reclamefilms ver
toond, met in aansluiting daarop een aantal Nederlandse
reclamefilms en t.v.-spots, die niet voor de Filmprijzen
waren aangemeld. Vele van deze films waren van uit
stekende kwaliteit.
Aan het einde van de ochtendzitting maakte de heer
De Kempenaer de beslissing van de jury bekend. In de
jury hadden zitting:
mevrouw dr M. Zeldenrust-Noordanus, namens het Ge
nootschap voor Reclame, voorzitster; M. Aronson, namens
de Nederlandse Vereniging voor Erkende Advertentie-
bureaux; G. J. H. Dujardin, namens het Hoofdbestuur van
de Nederlandsche Bioscoop-Bond; H. W. Hagenberg, na
mens de Nederlandsche Vereeniging van Bioscoopreclame-
Exploitanten; F. Joustra namens de Bond van Adverteerders
en L. W. R. Meyer, namens de Bedrijfsafdeling Film
fabrikanten en Filmproducenten van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond.
De heer M. Aronson was op het laatste moment door
onvoorziene omstandigheden verhinderd de zitting van de
jury bij te wonen.
De elementen, waarop blijkens het juryrapport de films
werden gewaardeerd, waren:
1. overbrenging van de verkoopboodschap,
2. gebruik van de film als medium en
3. goede smaak.
Nadat de jury de films aan een voorselectie had onder
worpen, bleven er zeven films over die opnieuw werden
beoordeeld. De juryleden gaven ieder voor zich voor elk
van deze zeven films een cijfer van 1 tot en met 10, op grond
van bovengenoemde elementen.
De jury is van oordeel, dat ditmaal geen vooruitgang
in de kwaliteit van de reclamefilms valt te constateren.
Opvallend was het feit, dat in vele films wat eerst in beeld
was vertoond nog weer eens extra in woorden werd her
haald, waardoor het effect verloren ging. Ook meende de
jury te constateren, dat in een enkele film tegelijkertijd te
veel artikelen, argumenten c.q. mogelijkheden werden ge
toond, hetgeen een verzwakking van de verkoopboodschap
ten gevolge heeft. Hierdoor was de homogeniteit dikwijls
ver te zoeken. De oplossing hiervoor kan wellicht worden
gevonden door een grotere vrijheid te verlenen aan die
genen, die het scenario bedenken en de produktieleider
die uiteindelijk de film concipieert.
Een zekere beperking in de wensen van de zijde van de
opdrachtgever ware wenselijk. Opvallend was ook het feit,
dat er in vele films originele ideeën voorkwamen, die echter
niet voldoende werden uitgewerkt.
Het spel van de films met live-action bevond zich dit
jaar niet op het hoge niveau van dat vorig jaar mocht
worden vastgesteld.
De jury heeft gemeend drie gelijkwaardige filmprijzen toe
te kunnen wijzen:
„Gispen" een reclamefilm geproduceerd door NV.
Joop Geesink's Starfilm in opdracht van Gispen's Fabriek
voor Metaalbewerking N.V. te Culemborg. Deze film ver
toont in een rustige sfeer met smaak en fantasie de ver
schillende produkten. Het handelsmerk ziet men steeds naar
voren gebracht, hetgeen tenslotte resulteert in de naam
Gispen.
„Karel Doorman" een film geproduceerd door Caril
lon Films N.V. in opdracht van de Koninklijke Marine.
Op bijzonder vakkundige wijze worden de mogelijkheden
van een funktie bij de Koninklijke Marine naar voren ge
bracht. Opvallend is, dat in deze zwart-wit film de foto
grafische mogelijkheden zo uitstekend zijn uitgewerkt.
„Vakmanschap is Meesterschap" geproduceerd door
Uniefilm N.V. in opdracht van Grolsche Bierbrouwerij N.V.
te Enschede. Deze film heeft een eigen benadering van de
kijkers. In het begin wordt de indruk gewekt, dat men
naar een documentaire kijkt. Op een gegeven ogenblik
brengt men dan de verkoopboodschap, die op knappe wijze
aansluit bij het campagnethema van Grolsch „Vakman
schap is Meesterschap".
De prijs van de Nederlandsche Vereeniging van Bioscoop
reclame-Exploitanten, te weten een week gratis vertoning
in een middelgroot theater, werd toegekend aan de film
„Gispen".
87