Commentaar van anderen Recht van spreken Vermakelykheidsbelasting Kunst of industrie? Uit „Critisch Filmbulletin" nemen wij in deze rubriek gaarne het volgende commentaar over: Uit het onlangs verschenen, zoals altijd keurig verzorgde en met openhartigheid samengestelde verslag over 1962 van de Nederlandsche Bioscoop-Bond blijkt, dat het bioscoop bezoek in ons land vorig jaar opnieuw achteruit gegaan is. Vergeleken met 1961 daalde het landelijk gemiddelde met zes procent. In de grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag was de gemiddelde achteruitgang 4,4 procent, in de overige gemeenten 7,7 procent. Vergelijken wij 1962 met het topjaar 1956 dan moet zelfs een achteruitgang van dertig procent worden geconstateerd. Het is dus duidelijk, dat de bioscoop onder invloed van de opkomst van de televisie een bepaalde functie, namelijk het verschaffen van goedkoop audio-visueel amuse ment, aan het verliezen is. Vroeger verzekerde het verto nen van een middelmatige film met enkele klinkende namen de bioscoopexploitant altijd wel een behoorlijke opkomst. Tegenwoordig is er meer voor nodig om mensen te trek ken: goede reclame, een werkelijk comfortabele zaal, bovenal een film met iets aparts. Dit aparte kan liggen op het vlak van het indruk wekkende schouwspel, op dat van de hevige spanning of de charmante eenvoud of op het niveau van artistieke ont roering en ethische probleemstelling, maar het moet er z ij n. De film wordt minder massamedium, maar gedifferentieerde expressievorm van wat er leeft in onze tijd. Wij kunnen niet anders zeggen, dan dat het bioscoop bedrijf zijn best doet om zich bij de transformatie van het medium aan te passen. Er wordt het nodige gedaan om tot een meer genuanceerde reclame, een prettiger interieur van van de bioscopen en een meer bewuste en uitgebalanceerde programmering te komen. Juist omdat de Nederlandsche Bioscoop-Bond bereid is de bakens te verzetten heeft zij ook recht van spreken tegenover rijksoverheid en gemeente besturen, bij welke instellingen zij onvermoeibaar om weg neming van de fiscale belemmeringen voor de ontplooiing van het bioscoopbedrijf vraagt. Steeds meer bioscopen besluiten hun voorstellingen stop te zetten, omdat de vermakelijkheidsbelasting naar de mening der diverse directies te hoog is, zo lazen wij onlangs in „De Graafschap-Bode". Het artikel vervolgt: We kunnen ons indenken, dat men in een tijd, waarin de televisie ongetwijfeld een ernstige concurrent is geworden vooral van de bioscopen, een heffing van twintig procent of meer onbillijk acht. Hoewel we zeker niet alle in Nederland vertoonde films het predikaat „opvoedkundig" zouden willen geven, toch moet de film in zijn algemeenheid beschouwd worden als een onmisbaar on derdeel voor de ontwikkeling. Inderdaad zijn er gemeente besturen die dit inzien en lie ver hun belasting verlagen dan het risico te lopen, dat de bioscopen hun deuren sluiten met alle gevolgen van dien. Voornaamste consequentie is wel, dat de tieners, die niet meer „naar de film" kunnen, op een ander terrein naar vermaak gaan zoeken en men weet zo langzamerhand wat dat betekent. Mogelijk zullen ze in de bioscoop geen ideale opvoeding krijgen, ze zien er in elk geval veel dat hun blik kan verruimen. De gemeente Sittard heeft besloten een grondige belasting verlaging toe te passen en het komt ons voor, dat anderen er goed aan zullen doen dit voorbeeld te volgen. In „Europese Gemeenschap", maandblad van de Voor lichtingsdienst van de Europese Gemeenschappen, troffen wij onder de titel „Kunst of industrie?" een uitvoerige be- Een opname uit de film „Alleman", die Bert Haanstra thans met de „candid-ca- mera" maakt. Deze avondvullende film zal in oktober ter gelegenheid van het honderden vijftigjarig bestaan van het Ko ninkrijk in première gaan.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1963 | | pagina 8