Nieuwe grondslagen NEDERLANDS FILMMUSEUM AMSTERDAM In de nota's, die het Hoofdbestuur van de Neder- landsche Bioscoop-Bond mede in verband met het overleg, dat nu gedurende bijna drie jaar met de terzake competente overheidsinstanties gaande is, tot de Regering heeft gericht, teneinde tot afschaffing van de verouderde en uitermate remmende vermakelijkheidsbelasting op bio scoopvoorstellingen te geraken, is met nadruk gewezen op de urgentie van dit vraagstuk. Met name is aandacht gevraagd voor het gevaar, dat indien niet tijdig wordt ingegrepen, datgene dat in het na oorlogse filmbestel met zoveel moeite in samenwerking tussen overheid en bedrijf aan culturele voorziening is tot stand gebracht en in stand wordt gehouden, onherstelbare schade zou kunnen lijden. Al deze voorzieningen immers, waaronder te verstaan de vervaardiging van Nederlands filmwerk hoofdfilms, korte films zowel als Nederlands Nieuws filmopleiding en filmwerkplaatsen, filmstudio en filmvoorlichting, bevordering en verspreiding van film kunst en gezonde filmontspanning, zijn niet denkbaar als op zichzelf staande eenheden noch bestaanbaar in het lucht ledige; zij behoeven een levensvatbaar klimaat en voor alles een vruchtbare voedingsbodem. De overheid heeft meermalen in en buiten het Parlement verklaard, dat „een gezond economisch klimaat van het film- en bioscoopbedrijf onontbeerlijk is voor de bevorde ring van de filmcultuur", dat „dit bedrijf de motor is van deze cultuur", dat het film- en bioscoopbedrijf het onder de huidige omstandigheden inderdaad „moeilijk heeft en dat het economisch klimaat dient te worden verbeterd". Nochtans is de oplossing uitgebleven en moest er veel energie verspild worden in een eindeloze schermutseling met de gemeentelijke fiscus, die zich distancieert van de nationale kanten van het vraagstuk en al naar gelang het uitkomt een paar procenten afdoet van de exhorbitante extra lasten, die zij van onze bruto-ontvangsten heffen mag. Bij gebrek aan haver sterven de paarden. Het is alweer enige jaren geleden, dat het bedrijf heeft moeten ophouden met regelmatige vertoningen van Nederlandse korte films in het voorprogramma. Er wordt gauw vergeten; maar het valt niet te loochenen, dat de verplichte vertoning van deze films ingevolge het reglement inzake de vertoning van Nederlandse films van de bedrijfsorganisatie de grondslag heeft gelegd voor de bloei van de korte filmproduktie in Nederland. Dat zij naderhand is gesauveerd door het sub sidiebeleid van de Overheid moge voor de vervaardiging en het vlagvertoon belangrijk zijn maar zulks heeft niet kunnen verhindeion, dat de distributie, dat wil zeggen de publieke vertoning faalt, omdat de kosten niet zijn op te brengen. Slechts wanneer de vertoning economisch strikt verantwoord is, is een roulement van betekenis mogelijk; dit betreft uiteraard de prestaties van de groten onder ons, de rest krijgt weinig kans. Een volgende moeilijkheid heeft zich nog niet zo lang geleden voorgedaan bij het Cinetone-complex. Dit kwam met de hulp van de bedrijfsorganisatie niet meer uit en moest een beroep doen op de overheid. Blijkens de Rijks begroting 1964 is daaraan snel gehoor gegeven en een voorlopige oplossing geboden. De moeilijkheden rond het Nederlands filmjournaal zijn recent en hebben zodanig de publieke aandacht getrokken, dat het weinig zin heeft er hier op terug te komen. Wij vermelden slechts de feiten ten bewijze, dat wij tijdig en niet zonder reden gewaarschuwd hebben. De volksvertegenwoordiging heeft thans aanleiding ge vonden om bij monde van de heer Willems (P.v.d.A.) en mevrouw Van Someren-Downer (V.V.D.) aan de Minister- President en de Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen vragen te stellen met betrekking tot dit journaal, zijn betekenis en de bereidheid der Regering om maat regelen te treffen, waardoor het voor land en wereld be houden blijft. 133

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1963 | | pagina 37