In de gemeente Sneek heeft de Raad in zijn vergadering
van 21 oktober eindelijk een oplossing getroffen voor het
vraagstuk van de vermakelijkheidsbelasting, dat nu voor
de vierde keer sedert 13 mei op de Raadsagenda stond.
Op laatstgenoemde datum beschikte de Raad afwijzend
op het verzoek van de plaatselijke bioscoopexploitant tot
verlaging van het belastingtarief, waarop op 17 mei de
voorstellingen werden stopgezet.
Op 26 juli werd het theater heropend om een uitweg uit
de impasse mogelijk te maken. Bij de behandeling van het
tweede verzoekschrift bleek de Raad toen niet meer af
wijzend te staan tegenover het denkbeeld om voorstellingen
met artikel 1-films vrij te stellen. Een beslissing viel echter
nog niet.
De derde vergadering vond plaats op 7 oktober. Het
voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders
luidde om naast het algemene tarief van twintig procent
een uitzonderingstarief van vijftien procent in het leven te
roepen voor voorstellingen met artikel 1 -films. De raad kon
echter nog niet tot een beslissing komen, omdat twee wet
houders plotseling van mening veranderd bleken te zijn.
Bij Burgemeester en Wethouders werd erop aangedrongen
een nieuwe vergadering uit te schrijven met één punt op
de agenda: de vermakelijkheidsbelasting.
Op 21 oktober vond deze vergadering plaats. Er kwam
een amendement ter tafel om voorstellingen met artikel 1-
films vrij te stellen. Het amendement werd aangenomen,
zodat voortaan in Sneek nog slechts een tarief van twintig
procent zal gelden voor gewone filmvoorstellingen.
Ook in Eindhoven heeft het nogal wat voeten in de aarde
gehad, voordat de Raad tot een beslissing kwam ten aanzien
van de vermakelijkheidsbelasting. Enige tijd geleden had het
college van Burgemeester en Wethouders voorgesteld de
bestaande tarieven van vijfentwintig procent voor gewone
voorstellingen en van twintig procent voor voorstellingen
met artikel 1-films te vervangen door een uniform per
centage van twinig voor alle voorstellingen. Vanuit de
Raad werd aandrang op het college uitgeoefend om een
lager tarief voor voorstellingen met artikel 1-films in te
stellen. Op grond daarvan namen Burgemeester en Wet
houders het voorstel terug.
In de Raadsvergadering van 7 oktober, waarin de zaak
opnieuw aan de orde kwam, handhaafden Burgemeester en
Wethouders hun voorstel. Vanuit de Raad kwamen opnieuw
bezwaren: men achtte het onjuist om het stuk cultuur
politiek, dat door middel van gedifferentieerde tarieven
werd bedreven, prijs te geven. Er werden twee amende
menten ingediend: één om de beide tarieven te stellen op
respectievelijk twintig en vijftien procent en een ander om
de beide tarieven te bepalen op respectievelijk vijfentwintig
en vijftien procent. Beide amendementen werden evenwel
verworpen, zodat uiteindelijk toch één uniform tarief van
twintig procent tot stand kwam.
De Raad van de gemeente Tiel heeft in zijn vergadering
van 19 september het algemene tarief van de vermakelijk
heidsbelasting op filmvoorstellingen verlaagd van vijfen
twintig tot twintig procent. Het uitzonderingspercentage van
tien voor voorstellingen met films als bedoeld in artikel 1
lid 2 onder 2e van de Bioscoopwet werd gehandhaafd.
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Valken
burg hebben de Raad voorgesteld de beide tarieven van de
vermakelijkheidsbelasting voor bioscoopvoorstellingen met
vijf procent te verlagen. Er is nu een algemeen tarief van
vijfentwintig procent, dat zal worden teruggebracht tot
twintig procent, terwijl het tarief van twintig procent voor
voorstellingen met artikel 1-films zal worden verlaagd tot
vijftien procent. De Raad zal over het voorstel beslissen
bij de behandeling van de gemeentebegroting voor 1964.
De Raad van de gemeente Tilburg heeft in zijn ver
gadering van 25 oktober zijn goedkeuring gehecht aan een
voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders,
dat tot strekking had de invoering van een uniform tarief
van de vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstellingen
van twintig procent. Volgens de huidige verordening bestaan
in Tilburg twee tarieven: vijfentwintig procent voor gewone
voorstellingen en twintig procent voor voorstellingen met
artikel 1-films en Nederlandse films.
De nieuwe verordening zal op 1 januari in werking treden.
Vijf procent lager is voorts het tarief gesteld in de
gemeente Oude Tonge. Tot nu toe gold in Oude Tonge
een uniform tarief van vijfentwintig procent voor alle
filmvoorstellingen. De Raad besloot om dit tarief terug te
brengen tot twintig procent.
Op 19 september is in een vergadering van de Raad van
de gemeente Apeldoorn besloten tot een verlaging van het
uniforme tarief van de vermakelijkheidsbelasting op
bioscoopvoorstelingen van vijfentwintig tot twintig procent.
Het verzoek van de plaatselijke bioscoopexploitanten om
een uitzonderingstarief in het leven te roepen voor voor
stellingen met artikel 1-films en Nederlandse films werd
afgewezen. De nieuwe verordening in Apeldoorn zal op
1 januari aanstaande van kracht worden.
Zonder hoofdelijke stemming hechtte de Raad van de
gemeente Thorn in zijn vergadering van 1 3 september zijn
goedkeuring aan een voorstel van het college van Burge
meester en Wethouders om over te gaan tot verlaging van
de vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstellingen. Het
algemene tarief werd verlaagd van twintig tot vijftien
procent. Bovendien werd besloten om vrijstelling van ver
makelijkheidsbelasting te verlenen voor artikel 1-films. Tot
nu toe werd over voorstellingen met artikel 1-films in
Thorn ook twintig procent belasting geheven.
In Haaksbergen heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht
aan een voorstel van het college van Burgemeester en Wet
houders tot verlaging van de vermakelijkheidsbelasting op
bioscoopvoorstellingen. De beide tarieven vijfentwintig
procent voor gewone voorstellingen en twintig procent
voor voorstellingen met artikel 1-films werden door één
nieuw tarief vervangen, namelijk van vijftien procent.
In Bolsward, waar de Raad op 25 september een voorstel
van het college van Burgemeester en Wethouders tot ver
laging van de vermakelijkheidsbelasting op filmvoorstel
lingen te behandelen kreeg, is nog geen beslissing gevallen.
Burgemeester en Wethouders stelden voor de beide tarieven
vijfentwintig procent voor gewone voorstellingen en
twintig procent voor artikel 1-films met vijf procent
te verlagen tot respectievelijk twintig en vijftien. De
bioscoopexploitant ter plaatse had echter op een verder-
140