Internationale bijeenkomsten Matte discussies de ene kant kan men het lichaam zien als in zichzelf voldoende (materialistische beschouwingswijze), aan de andere kant kan men het lichaam in de film echter ook een hogere functie toekennen, namelijk die van een uitdruk kingsmiddel, een symbool (idealistische beschouwingswijze). Met deze ruwe indeling werkte de heer Ayfre ook een onderscheid uit tussen de vele films, waarin een duidelijk erotisme aan de dag treedt. De materialistische erotische films zijn voornamelijk van fysiologische aard, zij vormen doorgaans de beste voorbeelden van commerciële films. De tweede groep, de idealistische erotische films liggen op een veel hoger plan; er is hier sprake van een spiritueel erotisme. Een aantal fragmenten uit Franse films diende tenslotte als nadere toelichting. Het enigszins matte karakter van deze tiende Acade mische Filmstudiedagen kwam voorts ook tot uiting in de discussies, die eigenlijk alleen na de inleiding van dr Van Emde Boas op gang wilden komen. Bij de overige in leidingen bleef een discussie geheel achterwege of beperkte zij zich tot het stellen van een enkele vraag. De directeur van het Nederlands Filminstituut, dr J M. L. Peters, die 's woensdagsmiddags de Studiedagen met een kort woord sloot, wees erop, dat de vervroeging van het tijdstip, waarop de Studiedagen plaatsvonden, wel enige moeilijkheden heeft veroorzaakt. Het maken van afspraken met de inleiders moest daardoor op te korte termijn ge schieden. Men heeft dit nadeel echter toch op de koop toe genomen om de Studiedagen in het kader van de Inter nationale Filmstudiedagen te kunnen organiseren. De tiende Academische Filmstudiedagen van het Neder lands Filminstituut hebben, dat is uit dit verslag wel duide lijk geworden, niet aan de verwachtingen voldaan. De wetenschap echter, dat de leiding van het Nederlands Film instituut dit beseft, wekt het vertrouwen, dat de elfde Academische Filmstudiedagen volgend jaar beter aan hun doel zullen beantwoorden. In oktober zijn in Milaan algemene vergaderingen gehouden van twee be langrijke internationale organisaties op film- en bioscoopgebied. Op 23 en 24 oktober vergaderde in Milaan het Bureau International du Cinéma (B.T.C.) waarin de verschillende internationale organisa ties van het film- en bioscoopbedrijf ver enigd zijn. In de vergadering van het B.I.C. heeft de voorzitter, Eitel Monaco, een interes sant overzicht gegeven van de economi sche situatie van het bioscoopbedrijf in de wereld. Monaco stelde een ernstig gemis vast aan internationale economi sche statistieken met betrekking tot het bioscoopbedrijf, dat het moeilijk maakt om een gefundeerd inzicht in de ontwik keling te verkrijgen. Terwijl de filmmarkt in de landen, die het meest welvarend en het meest ontwikkeld zijn, een verzwakking te zien geeft, vertonen de nieuwe markten in Oost-Europa, Azië, Afrika en zelfs Latijns-Amerika een voortdurende groei. Maar het is niet waarschijnlijk, dat deze verbetering voldoende compensatie aan de Europese filmproducenten levert voor het verlies, dat zij op de oudste en rijkste markten moeten incasseren. De heer Monaco betreurde het, dat de verschillende nationale en internationale organisaties van het film- en bioscoop bedrijf er nog steeds niet in zijn geslaagd een ^gezamenlijke actie ter verdediging van de belangen van het bioscoopbedrijf op touw te zetten, niettegenstaande het feit, dat de televisie nog steeds in bete kenis toeneemt. Gelukkig is dat wel het geval op het gebied van de vermake- lijkheidsbelasting. Monaco concludeerde, dat er een fun damentele belangengemeenschap bestaat tussen filmproduktie, filmverhuur en bio scoopexploitatie. Er is een hechte sa menwerking tussen alle takken van het film- en bioscoopbedrijf noodzakelijk om op internationaal niveau een gezamen lijke actie te kunnen ontketenen. Monaco citeerde een aantal interes sante cijfers met betrekking tot het film- seizoen 1962/1963. In deze periode telde de wereld 220.000 bioscopen, die zes tien miljard bezoekers trokken. Deze beide aantallen zijn de afgelopen vijf jaar vrijwel constant gebleven. In 1962/ 1963 bedroegen de bruto recettes om streeks twintig miljard gulden, hetgeen een toeneming met ongeveer vijfentwin tig procent ten opzichte van 1958 be tekent. De filmproduktie is in deze pe riode wel aanzienlijk achteruitgegaan. In 1962 kwamen over de gehele wereld 2.500 speelfilms tot stand, tien procent minder dan in 1958. Van jaar tot jaar kan een groeiende tendens tot concentratie van de recettes ten gunste van een steeds kleiner wor dend aantal films worden geconstateerd, recettes, die vaak aanzienlijk hoger zijn dan die, welke deze films vroeger zouden hebben opgebracht. Aan de andere kant telt men echter een steeds toenemend aantal films, die maar zeer matige re cettes maken. Dit zijn juist de films, die vroeger een zekere basis voor de continuïteit van de filmindustrie bete kenden. Een belangrijke oorzaak van deze ont wikkeling zag de heer Monaco in de steeds sterkere neiging van het publiek in het bijzonder in de landen, die van- oudsher de traditionele filmmarkten vor men, tot het doen van een zeer zorg vuldige keuze van de film, die men wil gaan zien. Daarnaast zijn er nog enkele ongunstige factoren: de algemene stijging van de produktiekosten, de beperkingen van de filmhandel in vele landen, het bevriezen van de entreeprijzen en boven al de uitzonderlijk zware fiscale last, die op het bioscoopbedrijf rust en de con currentie van andere vormen van vrije tijdsbesteding, waaronder de televisie de belangrijkste is. RESOLUTIES VAN DE U.I.E.C. De internationale unie van bio scoopexploitanten Union Internationale de 1'Exploitation Cinématographique (U.I.E.C.) heeft op 23 oktober te Milaan een algemene vergadering gehouden, die door afgevaardigden van elf landen werd bijgewoond. De Nederlandsche Bioscoop- Bond was op de algemene vergadering niet vertegenwoordigd in verband met het feit, dat met de overheid belangrijke besprekingen moesten worden gevoerd. Tijdens de vergadering werden enige resoluties aangenomen. In één daarvan zegde de U.I.E.C. steun toe aan het plan van het Bureau International du Cinéma (B.I.C.) de overkoepelende organisatie van de verschillende internationale ver enigingen van het film- en bioscoop bedrijf tot het houden van een inter nationale campagne ten gunste van de afschaffing van de vermakelijkheids- belasting. In een tweede resolutie, die betrekking had op de verhouding tussen het bio scoopbedrijf en de televisie, verzoekt de 152

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1963 | | pagina 55