Installatie en samenstelling Bondsarbitragecolleges van het college van Burgemeester en Wethouders besloten beide tarieven met vijf procent te verlagen tot twintig, res pectievelijk tien procent. In Weert is het algemene tarief van de vermakelijkheids- belasting, dat op gewone filmvoorstellingen van toepassing is, verlaagd van vijfentwintig tot twintig procent. Voor voorstellingen met artikel 1-films werd de belasting, die tot nu toe vijftien procent bedroeg, geheel afgeschaft. De Raad van de gemeente Weert heeft voorts besloten voor Neder landse films een speciaal tarief van tien procent in het leven te roepen. In Groningen is op 1 juli de nieuwe verordening op de heffing van vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstel lingen na verkregen Koninklijke goedkeuring in werking getreden. Overeenkomstig Raadsbesluit van 18 maart is een uniform tarief van twintig procent ingevoerd in de plaats van een algemeen tarief van vijfentwintig procent en een uitzonderingstarief voor voorstellingen met artikel 1-films van twintig procent. Ook in enkele andere gemeenten is de Koninklijke goed keuring op desbetreffende Raadsbesluiten verkregen. In Hoorn is sedert 1 juli een tarief van twintig procent van kracht in plaats van vijfentwintig procent. De Raad had het besluit daartoe genomen in zijn vergadering van 17 januari. Met ingang van 1 mei is in Uithoorn de nieuwe verorde ning voor de heffing van vermakelijkheidsbelasting in wer king getreden. Ingevolge de bepalingen van deze verorde ning zijn de tarieven als volgt verlaagd: voor gewone filmvoorstellingen van vijfentwintig tot tien procent en voor voorstellingen met artikel 1-films van twintig tot vijf procent. Na cfe verkregen Koninklijke goedkeuring over de ge wijzigde verordening voor de heffing van vermakelijkheids belasting luiden in Den Helder de tarieven als volgt: twintig procent voor gewone voorstellingen en tien procent voor voorstellingen met artikel 1-films (vroeger respectievelijk vijfendertig en twintig procent). De nieuwe verordening. die bij de begrotingsbehandeling in april tot stand is ge komen, is op 1 juli in werking getreden. Zeist kent sinds 1 juli drie tarieven van de vermakelijk heidsbelasting: een algemeen tarief van twintig procent (voorheen vijfentwintig procent), een uitzonderingstarief voor voorstellingen met artikel 1-films van vijftien procent (voorheen twintig procent) en een nieuw uitzonderings tarief voor voorstellingen met Nederlandse films van tien procent. Het desbetreffende Zeister Raadsbesluit was op 4 maart tot stand gekomen. Onlangs is verder in Leerdam de nieuwe verordening op de heffing van vermakelijkheidsbelasting in werking ge treden, die de Raad bij besluit van 19 december 1962 had vastgesteld. Het uitzonderingstarief voor voorstellingen met artikel 1 -films was daarbij verlaagd van eenzesde tot een tiende van de onzuivere opbrengst. Voor gewone filmvoor stellingen is de vermakelijkheidsbelasting op twintig procent gehandhaafd. Het op 4 april genomen besluit van de Raad van de gemeente Haarlemmermeer tot verlaging van de vermake lijkheidsbelasting op filmvoorstellingen is door het ver krijgen van de Koninklijke goedkeuring eveneens op 1 juli in werking getreden. De nieuwe tarieven zijn voor gewone voorstellingen twintig procent (voorheen vijfentwintig pro cent) en voor voorstellingen met artikel 1-films tien procent (voorheen vijftien procent). Door het verkrijgen van de Koninklijke goedkeuring op het Raadsbesluit van 24 april gelden sedert 1 juli in Sittard twee nieuwe tarieven voor de vermakelijkheids belasting op bioscoopvoorstellingen: zeventienenhalf procent (voorheen vijfentwintig procent) voor gewone voorstellingen en tien procent (voorheen vijftien procent) voor voorstel lingen met artikel 1-films. Tenslotte is op 1 juli ook de nieuwe verordening op de heffing van vermakelijkheidsbelasting voor de gemeente Nieuwenhagen van kracht geworden. In zijn vergadering van 14 februari besloot de Raad het tarief van twintig procent terug te brengen tot vijftien procent. Voor voor stellingen met artikel 1-films was in Nieuwenhagen de vermakelijkheidsbelasting al eerder afgeschaft. Op 1 augustus is in Borculo de gewijzigde verordening op de heffing van vermakelijkheidsbelasting op bioscoop voorstellingen na het verkrijgen van de Koninklijke goed keuring in werking getreden. Volgens de bepalingen van de nieuwe verordening is de vermakelijkheidsbelasting ver laagd van twintig tot tien procent. In Borculo is de ver makelijkheidsbelasting voor voorstellingen met artikel 1-films reeds geruime tijd afgeschaft. Eveneens op 1 augustus is de verlaging van de vermake lijkheidsbelasting te Zutphen van kracht geworden. De Raad van de gemeente Zutphen besloot op 1 april de belasting te verlagen van vijfentwintig tot twintig procent. De Ko ninklijke goedkeuring over het desbetreffende Raadsbesluit is inmiddels verkregen. In Ubach over Worms bedraagt het algemene tarief van de vermakelijkheidsbelasting op filmvoorstellingen sedert de inwerkingtreding van een nieuwe verordening vijftien procent in plaats van de twintig procent, die voordien van toepassing was. In Ubach over Worms gold reeds eerder een uitzonderingstarief van tien procent voor voorstellingen met artikel 1-films; dit uitzonderingstarief bleef ongewijzigd. Het Hoofdbestuur heeft ingevolge de artikelen 3 en 5 van het Arbitrage Bondsreglement voorzien in de vacatures in de Raad van Beroep en de Commissie van Geschillen, wier leden telken jare na de jaarlijkse algemene leden vergadering aftreden. De periodiek aftredende leden van de Raad van Beroep werden herbenoemd met uitzondering van de heer J. L. Paerl, die reeds vorig jaar zijn Bonds functies had neergelegd. In zijn plaats werd tot lid van de Raad benoemd de heer J. P. M. A. Smulders, tot dusverre lid van de Commissie van Geschillen. In de Commissie van Geschillen werd mr J. M. Landré benoemd in de vacature van de heer Smulders. In de vacature in deze commissie van de heer K. F. J. Wijsmuller, die om gezond heidsredenen niet voor een herbenoeming in aanmerking wenste te komen, werd voorzien door benoeming van de heer S. Barnstijn. Op 9 juli 1963 zijn de beide arbitragecolleges op het Bondsbureau geïnstalleerd door de Bondsvoorzitter, de heer Joh. Miedema. Tevens vond door loting de samenstelling plaats van de kamers van de Raad van Beroep en de Com missie van Geschillen. De Raad van Beroep is thans als volgt samengesteld R. Uges, voorzitter; D. J. van Leen, plaatsvervangend voor zitter; W. F. Dubbeldam, J. P. M. A. Smulders, E. J. Verschueren en A. F. Wolf f, eerste kamer; H. S. Boekman. M. Desmet, L. W. R. Meyer en B. W. G. van Royen. tweede kamer. De Commissie van Geschillen zal in de nieuwe zittings periode in de volgende samenstelling werkzaam zijn: C. van Willigen, voorzitter; J. de Wilde, plaatsvervangend voorzitter; mr J. M. Landré en J. Nijland Jr, eerste kamer; J. van der Horst en S. Barnstijn, tweede kamer; W. J. F. van Ewijk en H. Zondervan, derde kamer. 106

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1963 | | pagina 8