Strijd om vermindering van lasten in Oostenrijk Franse premies ook voor E.E.G.film Nationalisering in Algerije Kleurenfilms met het predikaat „waarde vol" zijn gezien de hoge copiekosten meestal onverkoopbaar. Deze wanverhouding is voor een be langrijk deel het gevolg van het grote aanbod van buitenlandse films: van 1957 tot 1962 groeide hun aantal van 145 tot 250 per jaar, dus met meer dan 72 procent. Deze buitenlandse films zijn in het land waar zij zijn vervaardigd meestal reeds voor een belangrijk deel geamor- tiseerd, zodat zij in Duitsland voor een bescheiden prijs kunnen worden aange boden. Daarbij komt nog, dat in ver schillende landen de overheid in de pro- duktie van deze films grote bedragen bijdraagt. Een rol speelt ook het feit, dat Duits land als het enige land tot nu toe de markt voor culturele films heeft gelibe raliseerd. In Duitsland worden thans bijna nog alleen culturele films vervaar digd in opdracht van industrieën, ver enigingen, steden en dergelijke. Een vrije produktie van culturele films is zo goed als onmogelijk geworden. De producen ten zijn vrijwel steeds gebonden aan een door de opdrachtgever vastgesteld thema voor de films, waarvan de uitwerking ook vaak in grote lijnen door de op drachtgever wordt vastgesteld. Het berei ken van een peil, dat kans op succes geeft op internationale festivals blijkt dan ook zelden mogelijk. Alleen ruime overheidssteun kan de producenten uit de huidige impasse helpen. Dit jaar zal de verdeling van de Franse overheidspremies voor korte films ge schieden in het kader van de Europese Economische Gemeenschap. Twintig films uit landen van de Ge meenschap zullen namelijk een Franse premie kunnen krijgen. De maatstaven. die aan deze films zullen worden aan gelegd, zullen dezelfde zijn als voor Franse films. Aan de uitverkiezing van een film is een premie verbonden van ongeveer 10.000 franc. De ingezonden films maken voorts een kans op een van de dertig prijzen voor hoge kwaliteit, die hoger zijn dan de genoemde premies. De uitverkoren films uit de E.E.G.- landen zullen dezelfde privileges genieten als de Franse. Als namelijk een dergelijke film wordt gekoppeld aan een Franse hoofdfilm ontvangt de betreffende film verhuurder een bedrag gelijk aan één procent van de in Frankrijk en de over zeese gebieden behaalde opbrengst. Het Franse film- en bioscoopbedrijf is ernstig gealarmeerd door de nationa lisering van een groeiend aantal biosco pen in Algerije. Thans is reeds meer dan een derde van de bioscopen genationali seerd en men vreest dat dit aantal nog zal groeien. Deze maatregel betekent in de eerste plaats een grote slag voor de Franse exploitanten, die een groot deel van de bioscopen in Algerije in handen hadden. De filmverhuurders verkeren in grote ongerustheid, omdat de Algerijnse over heden de schulden van de voormalige eigenaars van de bioscopen, die in vele gevallen niet gering waren, niet wensen over te nemen. De filmverhuurders vre zen voorts, dat in de naaste toekomst de Algerijnse overheid een limiet zal vast stellen voor de verhuurcondities; een der gelijke maatregel zal uiteraard ook een belangrijke inkomstenderving betekenen voor de Franse filmproducenten. Het aandeel voor de verhuurders be droeg in Algerije voor de Franse film iets meer dan zes miljoen franc in 1960. dit is meer dan vijf procent van het ver huurdersaandeel over de Franse films in Frankrijk zelf. Bijna een derde van het aantal in 1960 in Algerije geëxploiteerde films was van Franse oorsprong. In Oostenrijk wordt sinds 1949 een bijzondere belasting het zogenaamde Kulturgroschen door de Bondslanden van de bioscoopexploitanten geheven, die ten goede komt aan culturele activi teiten, anders dan op filmgebied. Naast deze belasting gaan de Oostenrijkse ex ploitanten nog gebukt onder de verma- kelijkheidsbelasting en een heffing ten behoeve van de oorlogsslachtoffers. Het is onlangs gebleken, dat de ver hoopte afschaffing van het Kultur groschen voor het volgend jaar niet ver wacht hoeft te worden, gezien de pro longering van de geldigheid van de wettelijke regelen die op dit punt be trekking hebben. De inkomsten uit de heffing van het Kulturgroschen, die per Bondsland geheven wordt, komen name lijk in tegenstelling tot andere Landelijke belastingen voor het grootste deel, name lijk 85 procent, aan de Bondslanden ten goede. De Bondslanden hebben deze bron van inkomsten te meer nodig, omdat de toelage uit de Rijkskas aan de Bondslan den het komende jaar beperkt zal zijn. Eerst zodra de Oostenrijkse regering be reid is een compensatie te geven, even groot als de jaarlijkse inkomsten uit de voornoemde heffing, zullen de Bonds landen bereid zijn de heffing af te schaffen. De organisatie van Oostenrijkse bio scoopexploitanten heeft tegen het voort bestaan van deze last met klem gepro testeerd en maatregelen voorbereid en aangekondigd die zijn wensen zo nodig kracht bij kunnen zetten, onder andere een tijdelijke sluiting van de bioscopen. De verhuurdersorganisatie heeft zich achter de exploitanten geschaard, ook voor wat betreft een eventuele sluiting. Dit standpunt is begrijpelijk, omdat de verhuurders formeel de belastingplichti gen zijn. Ook buiten het bedrijf zijn protesten geuit. Zo heeft de werkge meenschap van de Oostenrijkse film- paedagogen zich in een resolutie scherp tegen de prolongatie van de heffing uit gesproken. Inmiddels is gebleken, dat het Oosten rijkse film- en bioscoopbedrijf thans in ieder geval door het aankondigen van maatregelen, het uitgeven van een wit boek en uitgebreide perscampagnes be reikt heeft, dat de bevoegde instanties er van overtuigd zijn, dat het bedrijf van deze last bevrijd dient te worden, willen niet nog meer ondernemingen econo misch ten onder gaan. Thans hoopt men. dat de Bondslanden in samenwerking met de Bondsregering wegen kunnen vinden, om de bedragen, die tot nu toe uit de heffing werden betaald, op de normale Landsbegrotingen te plaatsen. Op 20 november echter verklaarde de meerderheid van het Oostenrijkse parle ment zich voor het handhaven van het Kulturgroschen. Uit protest tegen deze beslissing hebben de Oostenrijkse biosco pen hun deuren op 22 en 23 november voor het publiek gesloten. De organisatie van bioscoopexploitanten heeft op 22 no vember een persconferentie belegd, waar bij gewezen werd op de onbillikheid van deze beslissing. De sluiting had tot doel het publiek op duidelijke wijze hierop te wijzen en werd ondersteund door affiches en het verspreiden van vlugschriften, waarin de gevoelens van de bioscoopex ploitanten werden uiteengezet. De sluiting schijnt de eerste van een aantal demonstraties van de Oostenrijkse bioscoopexploitanten te zijn, waarmede zij hun ongenoegen over deze extra be lasting willen uiten. 178

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1963 | | pagina 16