Positieve instelling van Duitse
kerkelijke instanties
Filmfestival te Cannes
Westduitse dagen van de
korte film
Alle Duitse bioscoopexploitanten heb
ben onlangs een boekwerkje ontvangen,
dat hen was toegezonden door de Duitse
Evangelische Kerk. dat de titel draagt:
..De goede film voor mijn theater". De
Evangelische Kerk heeft in dit boekje
een honderdtal titels laten opnemen van
films, die zij bijzonder waardevol acht.
Bij het samenstellen van het boekje
is de Kerk ervan uitgegaan, dat het niet
juist is om ten aanzien van de program
mering door de bioscoopexploitanten een
louter negatieve houding aan te nemen,
maar dat de Kerk de exploitanten bij de
keuze van de films een helpende hand
dient te reiken en dient te adviseren.
De organisatie van Duitse bioscoop
exploitanten heeft in een inleiding op het
boekje zijn leden de inhoud van harte
aanbevolen.
Het orgaan van de Katholieke Duitse
Filmcommissie heeft een duidelijk stand
punt ingenomen betreffende de strijd
voor gelijke concurrentievoorwaarden
voor film en televisie. Het blad gaat uit
van de verlangens van het georganiseerde
Duitse film- en bioscoopbedrijf en geeft
het hierna volgende commentaar op de
activiteiten van de organisaties.
De eisen voor gelijke rechten van het
film- en bioscoopbedrijf zijn gerecht
vaardigd, meent het blad. al is het, het
dalende peil van de aangeboden films
in aanmerking genomen, wel wat moei
lijk om als verdediger van deze bedrijfs
tak op te treden.
In deze tijd is de vermakelijkheids-
belasting, zelfs al is deze zoals in Nord-
rhein-Westfalen alleen nog maar op pa
pier van kracht, als een anachronisme te
beschouwen.
Een verlaging van de omzetbelasting
of het wegvallen daarvan voor films, die
een predikaat hebben gekregen, zou het
werk van de Filmbewertungsstelle in
Wiesbaden weer betekenis geven, af
gezien nog van de commerciële aantrek
kelijkheid van films met een predikaat
in dat geval. De overheid heeft hierin
een middel om de kwaliteit van de films
te beïnvloeden, nu haar invloed door het
vervallen van de vermakelijkheidsbelas-
ting in vele Bondslanden op dit gebied
verdwenen is.
Wat betreft het uitzenden door de tele
visie van hoofdfilms, is het blad van
oordeel, dat het film- en bioscoopbedrijf
zich wel dient te realiseren, dat niet al
leen de uitgezonden films de attractiviteit
van de televisie uitmaken. Het bedrijf
zou moeten bevorderen, dat maatregelen
worden genomen in die zin, dat de uit
zending van hoofdfilms via de televisie
middelen oplevert voor de Duitse film-
produktie. De bioscoopfilm zal zeker niet
van het beeldscherm te verbannen zijn;
waarom zou deze dan niet een bijdrage
mogen leveren voor de produktie van
nieuwe films?
Naar aanleiding van het verschijnen
van de statistische gegevens van het
Duitse film- en bioscoopbedrijf over
1963. schrijft het Evangelische filmblad,
dat de Duitse filmproduktie blijkens de
cijfers de moeilijkste winter van zijn be
staan ingaat en dat het Duitse filmbedrijf
thans in een zeer ernstige situatie ver
keert.
Beziet men de gang van zaken bij de
televisie, zo schrijft het blad, dan is de
strijd van het filmbedrijf om gelijk
berechtiging met de televisie meer dan
gerechtvaardigd, alsook de verlangens
naar afschaffing van de niet langer te
billijken vermakelijkheidsbelasting.
Het is voorts de tijd om te trachten
het aantal via de televisie uit te zenden
films te verminderen: in 1963 zal een
aantal van ongeveer 200 door de tele
visie uitgezonden hoofdfilms worden be
reikt, die voor de televisiestations een
goedkope programmavulling betekenen.
Het Katholieke filmblad schrijft, dat
het filmbedrijf er zich voor dient te
hoeden een defaitistische houding ten
aanzien van de toekomst aan te nemen.
Op den duur zal het televisietoestel het
toch voor een deel af moeten leggen
tegen de bijzondere sfeer in een goed
verzorgd theater, waar aan alle voor
waarden is voldaan om een goede film
op de juiste wijze te genieten.
Film en televisie sluiten elkaar niet
uit. maar blijkens Amerikaanse erva
ringen hoeft de film het niet tegen de
televisie af te leggen. Van het grootste
belang voor het filmbedrijf zijn het
enthousiasme en de initiatieven van de
bioscoopexploitanten en in het bijzonder
een weldoordachte programmering. Het
moge het filmbedrijf in Duitsland dan
wel niet voor de wind gaan. de resultaten
van een aantal zeer actieve exploitanten
bewijst, dat dit vaak te wijten is aan een
gebrek aan ondernemingslust van hun
collega's.
Het bestuur van het Internationale
Filmfestival te Cannes heeft als data.
waarop het festival in 1964 zal worden
gehouden aangewezen 29 april tot 13
mei. Bovendien is een festivalreglement
vastgesteld, waaraan wij de belangrijkste
bepalingen ontlenen:
Elk land. dat aan het festival deel
neemt, heeft het recht een lange en een
korte film in te zenden. Als korte film
wordt in dit verband beschouwd een
film met een vertoningsduur van minder
dan 35 minuten.
De deelnemende films moeten ver
vaardigd zijn in de periode van twaalf
maanden, die aan het festival vooraf
gaat; zij mogen in Europa nog niet zijn
geëxploiteerd behalve in het land van
herkomst en tenslotte mogen de films
nog aan geen enkele internationale com
petitie op het gebied van de film hebben
meegedaan.
Voor de lange films is als prijs be
schikbaar de Grand Prix du Festival
International du Film - Cannes 1964.
Bovendien kan de jury in deze categorie
toekennen een speciale prijs ter onder
scheiding van de film, die uitblinkt in
oorspronkelijkheid, een prijs voor de
beste vrouwelijke hoofdrol en een prijs
voor de beste mannelijke hoofdrol.
De jury voor de korte film kan toe
kennen de Grand Prix du Festival Inter
national du Film - Cannes 1964 en
bovendien een prijs, waarvan de jury
zelf het karakter kan bepalen.
In de Westduitse stad Oberhausen zul
len van 3 tot 8 februari voor de tiende
keer de Westdeutsche Kurzfilmtage ge
houden worden. Deze dagen zullen wor
den geopend met een tekenfilm van de
Joegoslavische filmregisseur Dusan Vu-
koric. die het thema van de Dagen van
de Korte Film „Der Weg zum Nach-
barn" zal verfilmen.
Films, die men voor deelneming aan
de Dagen van de Korte Film te Ober
hausen in aanmerking wil laten komen,
moeten uiterlijk op 2 januari 1964 te
Oberhausen worden aangemeld. Copieën
van de aangemelde films moeten uiter
lijk op 13 januari zijn aangekomen.
Slechts kan met films worden deel
genomen, die nog niet eerder op een
internationaal filmfestival in de Duitse
Bondsrepubliek zijn vertoond. Buiten
landse films mogen niet ouder zijn dan
twee jaar. korte films uit Duitsland moe
ten na 1 februari 1963 zijn gereedgeko
men of in première zijn gegaan.
179