Het geluid bij de film Inleiding Geslaagde voordrachtenreeks gewijd aan de problemen van liet opnemen en reproduceren van het bij de film behorende geluid. Op vrijdag 29 november 1963 vond te Rotterdam een bijeenkomst plaats van het Nederlands Akoestisch Genoot schap (de vroegere Geluidstichting), die was gewijd aan het onderwerp: „De geluidsfilm". Dit Genootschap, waarin een groot aantal deskundigen op bouw- en electro-akoestisch gebied is verenigd, houdt zich bezig met alle problemen van het geluid. Het filmgeluid vormde daarbij evenwel een uitzondering, in zoverre, dat men door onvoldoende con tacten in die richting, tot dusverre niet met de problematiek van dit speciale terrein was geconfronteerd. Vandaar dat aan de Nederlandsche Bioscoop-Bond het verzoek werd gedaan het Genootschap in een daartoe te beleggen bijeenkomst nader te doen voorlichten. De Bond delegeerde dit verzoek aan het Nederlands Genootschap voor Filmtechniek, waarmede goede relaties worden onder houden en waarvan experts op de diverse filmtechnische terreinen deel uitmaken. In zijn welkomstwoord richtte dr ir J. J. Geluk, voorzitter van het Nederlands Akoestisch Genootschap, zich dan ook in het bijzonder tot de sprekers, leden van het Nederlands Genootschap voor Filmtechniek, en tot de aanwezige ver tegenwoordigers van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, waaronder de Adjunct-Directeur, de heer H. W. Hagen- berg en hij sprak zijn erkentelijkheid uit voor de moeite, die de Bond zowel als het Nederlands Genootschap voor Dr ir J. J. Geluk, voorzitter van het Nederlands Akoestisch Genootschap, sprak in het Rotterdamse Corso Theater het openingswoord voor de bijeenkomst, die was gewijd aan de problemen van het filmgeluid. Filmtechniek zich hebben willen getroosten om ten behoeve van het Nederlands Akoestisch Genootschap deze dag te organiseren. Tevens bracht hij dank aan de directie van de Corso Cinema te Rotterdam, die haar bijzonder fraaie bioscoop voor de ochtendzitting welwillend ter beschikking had gesteld. De heer W. J. M. Jansen van de N.V. Philips te Eind hoven, vice-voorzitter van het Nederlands Genootschap voor Filmtechniek, hield vervolgens een inleiding tot de tegen woordige geluidsfilm. Aan de hand van dia's en met vertoning van filmfragmenten op verschillende beeldfor maten en met verschillende geluidssystemen schetste de heer Jansen de ontwikkeling vanaf de stomme film tot en met de 70 mm film. Sedert Edison is de filmbreedte genormaliseerd op 35 mm met vier perforaties ter weerszijden van elk filmbeeld. Deze afmetingen hebben lange tijd stand gehouden en de in voering van het geluid betekende voor wat dit betreft geen verandering; slechts het beeldoppervlak werd iets kleiner, omdat men ruimte voor de optekening van het geluid moest scheppen. In de jaren rond 1950 deed zich een nieuwe ontwikkeling voor door de invoering van het 3-D systeem, dat een grote dieptewerking had. Dit systeem is echter toch een mis lukking geworden, niet omdat het, hoewel gecompliceerd, slecht was, maar omdat men naar zijn mening in dit systeem een aantal slechte films vervaardigde. De drie-dimensionale projectie werd dan ook weldra verdrongen door de breed- beeldprojectie, die in 1952/1953 haar intrede deed. Allereerst kwam het in de oorlog ontwikkelde Cinerama- procédé, waarbij men met drie filmbanden werkt. Op het gebied van het geluid deed men hier een grote stap voorwaarts door de toepassing van zevensporig magnetisch geluid, dat was vastgelegd op een afzonderlijke filmband, die synchroon met de beeldbanden werd afgespeeld. Daarnaast ontstond het CinemaScope-systeem met één filmband en vier magnetische geluidssporen. Dit systeem werd gelanceerd door de Amerikaanse Twentieth Century Fox Corporation en verbreidde zich snel over de gehele wereld. Met het magnetisch geluid was dat helaas niet het geval. Men had namelijk een vierkanalige geluidsinstallatie nodig, waartegen bij de bioscoopondernemers vanwege de tamelijk hoge kosten nogal wat weerstand bestond. Zo kwam het dat de oorspronkelijk voor magnetisch geluid bedoelde CinemaScope films al spoedig mede werden voor zien van een optisch geluidsspoor of zelfs uitsluitend met zulk een spoor werden uitgerust. Mike Todd, die te maken had gehad met Cinerama, kwam later in contact met American Optical. Hij zocht naar een systeem, dat minder kostbaar was dan het Cinerama-procédé en dat toch een fraai en groot beeld zou kunnen leveren. Aldus ontstond de 70 mm film (Todd-AO). Met het grote filmbeeld, dat op dit materiaal is afgedrukt kunnen kwalitatief aanzienlijk betere resultaten worden bereikt dan met 35 mm materiaal mogelijk is en men heeft bovendien volop ruimte voor de optekening van het geluid, dat hier uit zes magnetische sporen bestaat. De zeer fraaie kwaliteit van beeld en geluid bij het 70 mm systeem, gepaard aan het feit dat voor dit systeem eerst 180

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1963 | | pagina 18