Bedrijfspensioenfonds voor
film- en bioscoopbedrijf
Statutenwijziging voor
Bedrijfspensioenfonds
sturen. Zodra de boog verloopt is er op deze plaatsen geen
maximale lichtopbrengst meer en zorgen de fotocellen
ervoor, dat via relais en een aandrijfmotortje de optimale
toestand wordt hersteld en wel tot op 0,25 millimeter
nauwkeurig! Voor deze extra precisie-aandrijving is geen
afzonderlijke voedingsapparatuur nodig, daar de gewenste
spanning en stroom aan lichtbronvoeding worden ontleend.
Een tweede bijzonderheid is de ontsteekinrichting, die vol
gens een drukknopsysteem is uitgevoerd. Door het in
drukken van deze knop worden de kolen langs elektrische
weg tegen elkaar gebracht en via een dempingsinrichting
langzaam uit elkaar getrokken. Deze ontsteekinrichting als
mede de lichtklep kunnen desgewenst op een cabine
automaat worden aangesloten of anderzins op afstand
worden bediend.
Verdere gegevens zijn nog, dat de lamp geschikt is voor
stroomsterkten tussen vijftig en tachtig ampère; dat acht
millimeter positieve kolen worden gebruikt waarvan het
type afhankelijk is van de belasting en dat de negatieve
kolen variëren tussen zes en acht millimeter. Er wordt
een elliptische spiegel toegepast met een diameter van 355
millimeter; de brandpunten zijn respectievelijk 133 en 864
millimeter. De afmetingen van de lamp zijn: lengte 965,
breedte 572 en hoogte 635 millimeter. Zoals uit de af
beeldingen te zien is, kan het kolentransport desgewenst
ook met de hand worden geregeld.
Handig is voorts nog, dat na het afnemen van twee
aansluitklemmen het gehele lampmechanisme, dat op een
stalen plaat is gemonteerd, achterwaarts uit het lamphuis
kan worden geschoven, bijvoorbeeld voor een schoonmaak
beurt. Smeerpunten zijn er overigens niet. aangezien alle
lageringen zelfsmerend zijn uitgevoerd.
Deze nieuwe lamp is bepaald niet goedkoop, er werd ons
een prijs van 5.300,per stuk genoemd, doch daarvoor
heeft men dan ook een goed doordachte en solide uit
gevoerde automatische lichtbron. Over de vraag, hoe deze
nieuwe aanwinst zich in de praktijk zal gedragen, kunnen
wij op dit moment uiteraard nog geen uitspraak doen. Bij
het ter perse gaan van deze editie was de lamp bij 70 mm-
projectie nog in het Du Midi Theater in bedrijf te zien.
Met ingang van 1 januari 1962 wordt, onder bepaalde
voorwaarden, aan weduwen en wezen van hen, die op 1
januari 1958 deelnemer in het Bedrijfspensioenfonds voor
het Film- en Bioscoopbedrijf waren en toen ouder waren
dan vijftig jaar, een aanvulling op de pensioenen verstrekt.
Deze aanvulling is gebaseerd op het aantal dienstjaren van
de overleden deelnemer in het film- en bioscoopbedrijf, na
zijn vijftigste verjaardag en voor 1 januari 1958. Dit ontle
nen wij aan het jaarverslag over het vijfde boekjaar van het
fonds (1962), dat zojuist is verschenen.
Blijkens het verslag besloot het bestuur van het pensioen
fonds tot een verdere verhoging van het weduwen- en we
zenpensioen. Het weduwenpensioen en de eventuele aan
vulling daarop, die voorheen vijftig procent van het ouder
domspensioen, respectievelijk van de aanvulling op het
ouderdomspensioen bedroegen, zijn met ingang van 1 janu
ari 1963 verhoogd tot zestig procent, terwijl zodra de
weduwe de 65-jarige leeftijd heeft bereikt bedoeld per
centage zeventig gaat bedragen.
Het wezenpensioen is voorts met ingang van 1 januari
1963 verhoogd met twintig procent.
Het aantal premiebetalende ondernemingen daalde van
193 op 31 december 1961 tot 184 op 31 december 1962.
Het aantal premiebetalende verzekerden daalde eveneens
en wel van 1711 op 31 december 1961 tot 1635 op 31
december 1962.
In 1962 eindigde van 330 verzekerden de deelneming
wegens het eindigen van de dienstbetrekking bij een aan
gesloten werkgever of omdat zij minder dan 24 uur per
week in het film- en bioscoopbedrijf gingen werken. Zij
behouden aanspraken op een premievrij ouderdomspensioen,
tenzij hun deelneming korter dan één jaar heeft geduurd en
zij in het jaar van beëindiging van de deelneming of in de
twee daarop volgende kalenderjaren niet opnieuw deel
nemer worden.
Het totale aantal verzekerden met premievrije rechten
bedroeg op 31 december 1962 1052 tegen 880 aan het
eind van het vorige boekjaar.
Het totale premie-inkomen in het boekjaar bedroeg ruim
920.000,—, terwijl circa 190.000,— aan interest werd
ontvangen. Aan de reserve, die nodig is voor de in de
toekomst uit te betalen pensioenen, werd ruim 960.000.
toegevoegd, waarin een extra toevoeging van circa
230.000,is begrepen wegens verbetering van de we
duwen- en wezenpensioenvoorziening.
Het totale bedrag, dat voor de in de toekomst uit te be
talen pensioenen is gereserveerd bedraagt per 31 december
1962 rond ƒ3.600.000,—.
Aan ouderdoms-, weduwen- en wezenpensioen werd in
1962 in totaal ƒ55.200,uitgekeerd benevens een bedrag
van 1.553,aan éénmalige uitkeringen. In 1961 waren
deze bedragen resp. ƒ39.463,— en ƒ1.947,—. Aan het
einde van 1962 genoten 117 personen ouderdomspensioen
tot een gezamenlijk bedrag van 52.272,per jaar. Eind
1961 waren dit er 86 met een totaal pensioenbedrag van
40.262,per jaar.
23 weduwen genoten aan het eind van 1962 weduwen-
pensioen tot een totaalbedrag van 6.892,per jaar en
dertien wezen een wezenpensioen tot een totaalbedrag van
891,per jaar.
Het bestuur van het Bedrijfspensioenfonds voor het
Film- en Bioscoopbedrijf heeft een wijziging aangebracht in
artikel 7 van de statuten van het fonds. In het eerste lid van
dit artikel wordt thans bepaald, dat het bestuur bestaat uit
veertien leden, van wie zeven leden worden benoemd door
de Nederlandsche Bioscoop-Bond, vier leden door de Alge
mene Bond Mercurius, Bedrijfsbond van Werknemers in de
Handel, het Bank- en Verzekeringswezen en de Vrije Be
roepen en drie leden door de Nederlandse Katholieke Bond
van Hotel-, Café- en Restaurantgeëmployeerden (met sectie
Film-, Bioscoop- en Theaterpersoneel) „Sint Antonius".
Ter toelichting moge dienen, dat de Unie van Werk
nemers in de Filmproduktie- en Televisiebedrijven, die tot
dusver één bestuurslid benoemde, is ontbonden en zich
heeft aangesloten bij de Algemene Bond „Mercurius".
„Het film- en bioscoopbedrijf vormt op het ogenblik voor
ons het terrein, dat ons de meeste zorgen baart. Wij
zullen onze uiterste best doen om diegenen te helpen, die
trachten de film op een hoog peil te handhaven".
André Hollaux, kabinetschef van het
Franse ministerie voor Kunstzaken