Commissie van Geschillen
Toepassing van artikel 15 der Statuten
Pag. 87 Joop Geesink's Filmproductie „Dollywood"
Schrappen: H. J. Jongeneel, leider/procuratie
houder; idem op pag. 88 onder Starfilm.
Pag. 88 Rex Film
Toevoegen: „(Mevr. M. A. van der Linden,
leidster)".
Pag. 94 Bestuur N.V.B.
De vermelding „lid" na W. A. Grollenberg,
Amsterdam veranderen in: Penningmeester.
Pag. 96 Icro
Toevoegen na directeur: Mevr. S. C. Haar-
Plantenga, directrice.
Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft
op grond van artikel 15 van de Statuten besloten de heer
M. Desmet te Geldrop de straf van boete ten bedrage van
honderd gulden op te leggen en deze straf te publiceren wegens
het feit
dat een door hem geplaatste advertentie beledigend is te
achten voor een van de bezoekers van het door hem ge-
exploiteerde City Theater te Geldrop en hij bij gevolg
heeft gehandeld in strijd met de algemene belangen
en de waardigheid van het Nederlandse film- en bioscoop
bedrijf.
Deze beslissing is genomen op grond van de overwegingen
dat de heer Desmet in een blad, dat in Geldrop en de naaste
omgeving wordt verspreid, een advertentie heeft geplaatst, lui
dende: „Van de honderden bezoekers(sters) die de film „Moord"
hebben gezien, is er maar één, die zich als een lafaard heeft
gedragen: Willem Jan Verhees, Hoog Geldrop 7 te Geldrop.":
dat het Hoofdbestuur deze advertentie beledigend heeft ge
acht voor de betrokken bezoeker en haar, mede gelet op de
ongewenste repercussies onder meer blijkende uit pers
berichten welke het te verwachten gevolg zijn geweest van
een dusdanige reclamemethode, strijdig heeft geoordeeld met de
algemene belangen en de waardigheid van het Nederlandse film
en bioscoopbedrijf, weshalve het College hem heeft opgeroepen
voor verhoor ingevolge artikel 15 der Statuten;
dat de heer Desmet bij het verhoor, hetwelk op 8 oktober 1963
heeft plaats gevonden, heeft aangevoerd, dat de betrokken be
zoeker was ingegaan op een reclamestunt om aan iedere
bezoeker die tijdens een zogenaamde „angstpauze" gedurende de
voorstelling het theater zou verlaten, het entreegeld terug te
betalen;
dat hij voorts heeft verklaard, dat hij de bezoeker in kwestie
vóór de uitbetaling van het entreegeld had gewaarschuwd, dat
tot publicatie van het feit der terugbetaling zou worden over
gegaan;
dat het Hoofdbestuur tegen de reclamestunt als zodanig geen
bezwaar heeft, doch de daaraan door hem gegeven uitvoering,
te weten de publicatie als vorengenoemd, bepaald niet in over-
eenstemmig acht met de standing en de reputatie van het film
en bioscoopbedrijf;
dat de omstandigheid, dat de bewuste bezoeker tevoren is
gewaarschuwd en, zoals uit de verdere beschikbare gegevens
blijkt, een verklaring had ondertekend volgens welke men zijn
naam voor een advertentie mocht gebruiken, naar de mening
van het Hoofdbestuur aan de ernst van zijn handelwijze niets
afdoet, daar de betrokkene van de inhoud van de advertentie
onkundig is gelaten en de gebezigde tekst ook niet had kunnen
vermoeden:
dat het doen ondertekenen van een verklaring in dit geval
des te minder waarde had, omdat het hier een minderjarige
betrof;
dat het Hoofdbestuur op grond van vorenstaande overwe
gingen heeft besloten de heer Desmet wegens handelingen in
strijd met de algemene belangen en de waardigheid van het
Nederlandse film- en bioscoopbedrijf de straf van boete van
honderd gulden op te leggen.
De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (EERSTE KAMER)
van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgend arbitraal
vonnis gewezen inzake
N.V. FILMFABRIEK POLYGOON en N.V. FILMFABRIEK
PROFILTI, beide gevestigd te Hilversum en kantoor houdende
respectievelijk aan de Steynlaan 5 en 3 aldaar, eiseressen, contra,
N.V. NETHERLANDS FOX FILM CORPORATION, ge
vestigd te Amsterdam en kantoor houdende aan de Wetering
schans 28, aldaar, gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Neder
landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage
reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage
college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de
Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE
dat eiseressen bij request dd. 4 december 1963 een geschil
contra gedaagde hebben aanhangig gemaakt, van welk request
een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt
als hier te zijn ingelast;
dat de Voorzitter der Commissie, gebruik makende van
zijn bevoegdheid ingevolge artikel 15 G van het Arbitrage Bonds
reglement, de behandeling van het geschil op verzoek van
eiseressen spoedeisend heeft verklaard;
dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar zitting,
gehouden op maandag 9 december 1963 in een der zalen van
hotel Krasnapolsky te Amsterdam;
dat aldaar verschenen zijn C. S. Roem, directeur van de N.V.
Filmfabriek Polygoon, E. J. Verschueren, directeur van de N.V.
Filmfabriek Profilti, alsmede W. J. F. van Ewijk, directeur
van gedaagde;
dat de heer E. J. Verschueren namens eiseressen in hoofd
zaak heeft verklaard, dat in de 48 afleveringen van het Fox
journaal, welke dit jaar zijn verschenen, 64 Nederlandse onder
werpen zijn opgenomen; dat eiseressen het standpunt innemen,
dat gedaagde daartoe niet bevoegd is, aangezien zij in het
Bedrijfsregister staat ingeschreven voor de bedrijfstak van een
filmverhuurkantoor als bedoeld in artikel 2 B sub d van het
Algemeen Bedrij f sreglement (dat is het verhuren aan bioscopen
van buitenlandse journaalfilms) en dat het leveren van journaal-
opnamen van Nederlandse onderwerpen is voorbehouden aan
de leden (eiseressen), die in het Bedrijfsregister staan inge
schreven voor de bedrijfstak sub c (het verhuren aan bioscopen
van Nederlandse journaalfilms); dat blijkens uitspraken van de
Raad van Beroep dd. 2 september 1947 in geschillen tussen
Polygoon en Profilti enerzijds en Motion Picture Export Asso-
ciation te New York (destijds kantoor houdende te Amsterdam)
anderzijds, de vorenbedoelde bepalingen van het Algemeen
Bedrijfsreglement aldus moeten worden geïnterpreteerd, dat het
de verhuurder van een buitenlands journaal is toegestaan een
Nederlandse actualiteit van internationale betekenis in zijn
journaal op te nemen, mits die Nederlandse actualiteit ook inder
daad internationaal wordt gedistribueerd; dat de door gedaagde
in haar buitenlands journaal opgenomen Nederlandse onder
werpen niet aan dit vereiste voldoen; dat daarbij in aan
merking moet worden genomen, dat het bij de vraag, of Neder
landse onderwerpen in het buitenlands journaal worden op
genomen, niet alleen gaat om de distributie in het buitenland,
maar ook om de dosering; dat gedaagde immers zovele Neder
landse onderwerpen in haar buitenlands journaal opneemt, dat
het welhaast een half Nederlands journaal is geworden;
dat de heer C. 5. Roem namens eiseressen hieraan in hoofd
zaak heeft toegevoegd, dat aan het reglementair vaststellen van
de twee bedrijfstakken de bedoeling ten grondslag heeft gelegen
een duidelijk onderscheid te maken tussen de Nederlandse en
de buitenlandse journaalfilms; dat deze bedoeling wordt ge-
frusteerd door op grote schaal Nederlandse onderwerpen in
het buitenlands journaal van gedaagde op te nemen; dat van
de zijde van gedaagde weliswaar beweerd is, dat het Algemeen
Bedrijfsreglement voor wat de journaalbepalingen betreft ver-
185