Kritiekprijs voor Dr H. S. Visscher
„Alleman" uitgangspunt voor
brief van Episcopaat
Voorzitter Raad voor de Kunst
De Graadt van Roggenprijs 1963 voor de filmjournalis-
tiek, die is ingesteld door de Afdeling Nederland van de
Confédération Internationale des Cinémas d'Art et d'Essai
(het Internationaal Verbond van Filmkunsttheaters'), is op
29 januari tijdens een bijeenkomst in de aula van het
Gemeentemuseum te 's-Gravenhage uitgereikt aan di H. S.
Visscher, die als filmrecensent medewerkt aan het dagblad
Trouw en verschillende andere periodieken. Degenen, die
regelmatig van de filmrecensies van dr Visscher kennis
nemen, zullen met voldoening hebben vernomen, dat deze
prijs, die onlangs is ingesteld, juist aan hem is toegekend.
De filmkritische arbeid van dr Visscher staat ongetwijfeld
op een hoog peil en is bijzonder objectief.
Voor de bijeenkomst bestond een behoorlijke belang
stelling van de zijde van de filmcritici en andere bij het
film- en bioscoopbedrijf betrokkenen. Het Hoofdbestuur
van de Nederlandsche Bioscoop-Bond was vertegenwoor
digd door de Bondssecretaris, de heer R. Uges, en de
Bondsdirecteur, de heer J. G. J. Bosman.
De voorzitter van de Nederlandse afdeling van de
C.I.C.A.E., de heer A. F. Wolff uit Utrecht, richtte zich
in een kort welkomstwoord in het bijzonder tot de jury,
die over de toekenning van de prijs had beslist en die
bestond uit mr D. Bijdendijk, oud-voorzitter van de Cen
trale Commissie voor de Filmkeuring, de heer A. C. P.
Seyffert, oud-filmcriticus van de Nieuwe Rotterdamse
Courant en de heer A. Rijnhoudt, bestuurslid van de
Amsterdamse Filmliga. De heer Wolff sprak er voorts zijn
bijzondere vreugde over uit, dat de Graadt van Roggenprijs
1963 aan dr Visscher was toegekend.
Mr Bijdendijk, in zijn functie van voorzitter van de
jury, ging in een korte toespraak in op de motivering
van de keuze. Aan de hand van een groot aantal citaten,
met name uit bekende Franse schrijvers, toonde mr Bijden
dijk aan, dat de critici het in alle tijden dikwijls zwaar te
verduren hebben gehad. „Ik voor mij", aldus mr Bijden
dijk, „zou willen zeggen, dat als het genie iets schept,
het toch steeds de smaak is, die daarover oordeelt en dat
men een ziel moet hebben om smaak te kunnen bezitten
en dat de voornaamste taak van de criticus erin bestaat
denkbeelden te vinden in het kunstwerk en niet zijn denk
beelden daarin te vinden".
De doelstelling van de Graadt van Roggenprijs is, hem
te verlenen aan die publicist, die zich gedurende het af
gelopen jaar bijzonder heeft onderscheiden bij het aan
kweken van begrip en verhoging van de belangstelling
voor de filmkunst. Om naar eer en geweten de lauwerkrans
te kunnen uitreiken heeft de jury in de loop van vele
maanden een haast onvoorstelbare hoeveelheid filmkritieken
moeten doorworstelen. Na lang beraad en veel wikken en
wegen besloot de jury met eenparigheid van stemmen de
prijs aan dr H. S. Visscher toe te kennen, omdat hij bij
herhaling op voortreffelijke wijze zich wist te onderscheiden
bij het aankweken van begrip en verhoging van de belang
stelling in de filmkunst.
Zich tot dr Visscher persoonlijk richtende merkte mr
Bijdendijk onder meer op: „Uw artikelen getuigen vaak
van veel eruditie, maar u zijt nooit in de fout vervallen
van een mogelijk geleerd, maar weinig leesbaar „jargon
sacré" te gebruiken, iets wat men helaas maar al te vaak
in woord en geschrift tegenkomt". Na het uitspreken van
zijn gelukwensen overhandigde mr Bijdendijk vervolgens
de prijs aan dr Visscher.
In zijn dankwoord verweefde dr Visscher een belang
wekkende beschouwing over het werk van de filmcriticus,
welke beschouwing elders in dit nummer is overgenomen.
Tot slot van de bijeenkomst werden de korte film „La
Seine a rencontre Paris" van Joris Ivens en een fragment
uit „Vivre sa vie" van Jean-Luc Godard vertoond. Na de
bijeenkomst in de aula van het Gemeentemuseum vond
tenslotte nog een receptie plaats.
De Nederlandse bisschoppen hebben voor hun vastenbrief,
handelend over de herontdekking en vernieuwing van de
liturgie, een uitgangspunt gevonden in de nieuwste film
„Alleman" van Bert Haanstra, die thans met zoveel succes
overal in ons land in de bioscopen wordt vertoond. Het
Episcopaat begint zijn brief als volgt
„In de film „Alleman" aanschouwt de Nederlander een
bewegelijk beeld van zich zelf. De werkelijkheid van het
dagelijks bestaan komt op milde wijze te voorschijn. Duide
lijk blijkt in deze film onder meer, dat er een zekere
nieuwe eenvormigheid van het leven aan het ontstaan is: wij
bewonen steeds meer eenzelfde soort huizen, berijden
dezelfde wegen, winkelen in dezelfde warenhuizen, luisteren
en kijken naar dezelfde nieuwsberichten. Het is alsof heden
ten dage nieuwe tekens worden opgericht van de lots
verbondenheid van de Nederlanders met elkaar en van ons
samen met heel de bewoonde aarde. Tijdens de zittingen
van het Tweede Vaticaans Concilie hebben wij onder
vonden, hoezeer heel deze bewoonde aarde open is komen
te liggen. Nooit tevoren had een vergadering van de Wereld
kerk zo'n vanzelfsprekende kans om met de vragen, noden
en verlangens van de mensheid in levende aanraking te
komen. Juist daarom heeft het sommigen verbaasd, dat het
eerste afgerond besluit van het Concilie betrekking had op
de liturgie der Kerk."
De vraag „Wat heeft „alleman", wat heeft heel de be
woonde aarde heden ten dage nu voor belang bij de liturgie
en haar vernieuwing?" vormt dan de eerste van een hele
reeks vragen, die de bisschoppen in deze brief aan de orde
stellen.
Bij Koninklijk Besluit van 10 februari 1964 is op zijn
verzoek met ingang van 1 april 1964 ontslag verleend als
voorzitter van de Raad voor de Kunst aan mr dr P. J.
Witteman, te Overveen, met dankbetuiging voor de vele
door hem in deze functie bewezen diensten.
Met ingang van 1 april 1964 is benoemd tot voor
zitter van de Raad voor de Kunst mr J. M. L. Th. Cals,
te 's-Gravenhage, oud-minister van onderwijs, kunsten en
wetenschappen.
211