Bijeenkomst in Milaan van U.I.E.C. Goed. Dat heeft Cora dus niet gezegd als onmiddellijke reactie op dat verhaal maar ik ben er, zoals ik Cora heb leren kennen, van overtuigd dat ze het als reactie op zo'n verhaal gezegd zou hebben. Zo zie ik haar." „Die film heet nu een psycho-montage. Ik heb 't niet be dacht. Ik vind het een mooi woord, het had van mij ook een ander woord mogen zijn. Wat die film is dat is een werkelijkheid zoals ik die zie, in een door mij aange brachte associatieve volgorde. Riekje zegt dat ze zich schaamt als ze zich moet uitkleden. Pauze. Peet zegt: ik droom er vaak van, van in het hoogste elftal te spelen. Jij vindt dat een vals effect. Maar ik heb een ander uitgangs punt: ik zeg, zo gaat dat bij mensen in Nederland. Die zitten te praten over vrouwen en bloot, en dan valt er een pauze, en iemand anders begint over voetballen." ,,Ik weeft, het zijn standpunten van een theaterman. Dat is mijn standpunt. Voor mij is hetzelfde aan de hand met die mensen die niet uit de verf komen. Iedereen schrijft dat er een paar figuren in de film zitten die ook wel achterwege hadden kunnen blijven, die jongen met die baard bijvoor beeld. Maar als ik een avondje ergens in een gezelschap zit, dan is er altijd wel iemand met een baard, die loopt voorbij, die zegt iets, en die zie je dan nooit meer terug." „Iedereen praat nu over Loekie, en ik word er zo kwaad om. In godsnaam niet alleen Loekie. Ik ben blij dat ik heb kunnen laten zien dat Loekie een verdomd fijne jongen is. Zo lopen er veel rond. Die gappen 's iets of die slaan iemand op z'n gezicht, en gaan de gevangenis in. En nie mand doet er iets voor. Die jongens moeten misschien eens in de twee maanden bij een psychiater komen en die vraagt dan: hoe gaat het er mee, en dan zegt zo'n jongen: het gaat goed, en de psychiater krijgt geloof ik 48 gulden per geval per jaar." „Mensen van Morgen is een beeld van een groep, een tota liteit. Loekie is op zichzelf niks, die jongen met de baard of de ongehuwde moeder ook niet. Ze worden allemaal gemaakt door de anderen. Dat weet ik als acteur, van het theater. Als daar een jongen is, en iedereen zegt: goeiegod, wat is die goed, dan hebben we dat met mekaar gedaan, als team. En de film is theater zo heb ik 'm gemaakt. Ik had alle kans gehad om de mensen voor gek te zetten, als je het bewijs zou willen hebben, zou je maar eens naar al het materiaal moeten kijken. Als jij zegt: het is levensgevaarlijk materiaal, zeg ik ja, dat is het ook. Je kunt er de gemeenste en smerigste dingen mee doen." „Ik ben verdomd blij als ik heb kunnen constateren dat de mensen in de zaal precies gelachen hebben of precies stil geweest zijn waar ik het verwachtte. En ze hebben niemand uitgelachen. Als ze lachen, is het om de herkenning, en dat is precies wat ik wou. Je herkent situaties, mensen, jezelf ook dank zij de volgorde en dank zij de montage. Ik ben begonnen met mijn vragen te rubriceren, maar dat zou vervelend zijn geworden, want dan hoor je alles aankomen. Ik heb die rubricering ook nooit gebruikt tijdens m'n ge sprekken en bij god, ik had tijdens die gesprekken geen idee hoe ik er een film van moest maken. Dat is pas later gekomen. Ja. Door die volgorde op associaties. En mét effecten. Als ik Riekje laat ,opkomen', is dat een theater effect, daar schaam ik me niet voor. Wat zou ik ermee vervalst hebben?" „Ik heb de mensen absoluut in hun waarde gelaten ik ben van hun waarde uitgegaan om de volgorde te bepalen en de montage te maken. Ik ben van die mensen gaan houden, ik zou ze nooit belazerd hebben. En ik ben het helemaal eens, nogmaals: een levensgevaarlijke materie maar dan wil ik er wel bij zeggen: levensgevaarlijk, maar voor iedereen die met de dramatische kunst te maken heeft een geweldig boeiende materie. En misschien is dat ketterij voor een paar mensen, maar film is voor mij drama, hoor. Ik wil mezelf ook geen filmmaker noemen, ik ben bezig met drama. En ik ben in Mensen van Morgen bezig geweest met een vorm van drama die nog tot alles kan leiden, die allerlei nieuwe wegen kan openen. Ik denk me suf over een vorm waarin ik dit procédé verder kan gebruiken. Als ik iets vind, hebben we wat. Misschien hébben we het over vijf jaar." „Wat we hier nou aan het doen zijn, dat is natuurlijk ook flauwekul. Jij hebt een standpunt en je probeert mij omver te praten, en ik heb een standpunt en ik probeer jou omver te praten. Maar we praten mekaar toch nooit omver, en daar gaat het ook helemaal niet om. Weet je wat je zou moeten doen? Je kunt twee dingen doen. Je moet hele maal niks schrijven, óf je maakt een kop Gesprek met Kees Brusse, en dan laat je twee kolom wit, en daaronder zet je: het enige dat belangrijk is, is dat we in Nederland verdomme goeie films gaan maken." Voor de tiende keer werd van 12 tot 21 oktober in Milaan de MIFED gehouden, een internationale marktbijeenkomst voor films, televisie-films en documentaires. Uit vele landen werden films getoond. De organisator van de MIFED, de Italiaan M. Franchi, secretaris-generaal van de Milanese jaarbeurs, had de zaken perfect voor elkaar. Vijfhonderd deelnemers uit meer dan 50 landen is niet gering. Aan enige bijeenkomsten die in deze periode werden gehouden werd door Bondsbestuursleden deelgenomen. Onze voor zitter Joh. Miedema en directeur J. G. J. Bosman waren vertegenwoordigd bij de vergadering van de U.I.E.C. (Union Internationale de L'Exploitation Cinématographique). Tijdens deze vergadering werd rapport uitgebracht over de bioscooopsituatie in diverse landen wat betreft bezoek, belasting, verhouding bioscoop-televisie en auteursrechten. In het bijzonder over de vermakelijkheidsbelasting werd uitvoerig gesproken. In Spanje betaalt men nog slechts 2 procent. In Duitsland is de situatie verdeeld. Bepaalde landdelen zijn belastingvrij, in andere streken zoals Beieren, is de heffing 14 procent. Zwitserland is gunstig. In België wordt aan een wet gewerkt die het bedrijf zal ontheffen; in Italië is een actie aan de gang en voor de nationale films behoeft geen belasting meer te worden betaald. In Portugal gaat men naar een volledige vrij stelling toe. Op 20 oktober werd door de U.I.E.C.-vergadering een motie aanvaard van de volgende inhoud: De Algemene vergadering van de U.I.E.C. bij elkaar ge komen in Milaan op 20 oktober 1964 onder voorzitter schap van M. Zeltner (Zwitserland), heeft opnieuw de pro blemen van het bioscoopbedrijf onder de loupe genomen en zou graag zien dat in de nationale landen het door stromen van films wordt versneld; de vergadering eist van producenten en verhuurders een voldoend aantal copieën en op organisatorisch terrein het goed nakomen van de overeenkomsten met de exploitanten. De vergadering be vestigt de dringende noodzakelijkheid dat de exploitant vrij moet zijn bij het bepalen van de toegangsprijs voor zijn theater. Om aanbod en vraag in de juiste verhouding te kunnen brengen is de exploitant de enige die de van toepassing zijnde prijs kan bepalen. 317

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1964 | | pagina 10