Rijksbegroting 1965 Verslag Raad Voor De Kunst over 1963 In de Rijksbegroting voor 1965 is een paragraaf opgenomen over Filmkunst waaruit wij het volgende gedeelte over namen: In 1965 zal weer de tweejaarlijkse Staatsprijs voor de filmkunst worden toegekend, die 5000,bedraagt. Verhoging van de post: subsidies en andere uitgaven ter bevordering van de kunstzinnige en culturele film (artikel 323) is noodzakelijk vanwege de voortdurende kostenstij gingen, alsmede om de gevestigde filmers voldoende op drachten te kunnen geven. Ook zullen aankomende talenten meer kansen moeten worden geboden zich te ontwikkelen. Voor het geven van opdrachten tot het schrijven van sce nario's is een hoger bedrag nodig. Het ligt ook in het voornemen filmmateriaal te doen ver vaardigen over belangrijke kunstenaars, zoals reeds een enkele keer incidenteel is gebeurd. Gezien de noodzaak van een continue speelfilmproduktie en de voortdurende kostenstijgingen is verhoging van de gewone subsidie voor het Productiefonds noodzakelijk. In verband met de moeilijke positie van het bioscoopbedrijf valt op een hogere bijdrage van die zijde niet te rekenen. Ook voor kredietfaciliteiten voor producenten van speel films voor gebruik van de Cinetone-studio's, is een ver hoging noodzakelijk in verband met de kostenstijgingen. In het verslag van de werkzaamheden en de bevindingen van de Raad Voor De Kunst over het jaar 1963 dat on langs is verschenen, wordt onder meer een overzicht ge geven van het subsidiebeleid in 1963 hetgeen wij hieronder in zijn geheel laten volgen: Subsidies voor films In 1963 bracht de afdeling Filmkunst advies uit over 51 ingediende filmprojecten. In 25 gevallen was het advies negatief, waarvan in vier gevallen de aanbeveling werd gegeven, de cineast de gelegenheid te geven door een be scheiden subsidie een stuk proeffilm of scenario te maken. De afdeling volgt deze methode herhaaldelijk, ten einde filmers, die haars inziens wellicht over capaciteiten be schikken, doch een verkeerd project hebben gekozen, de kans te geven, zich geheel vrij aan een proeffilmpje te wijden. Over 26 projecten bracht de afdeling een positief advies uit, zij het dat in tien daarvan een tussenfase werd aanbevolen, namelijk het uitwerken van het gegeven tot een uitvoerig scenario of draaiboek, of het maken van een proefgedeelte van de ontworpen film. De volgende projecten werden door de afdeling positief beoordeeld: a. van G. J. van den Berg voor een documentaire in kleuren: „De schaatsenrijder"; b. van de Studentenfilmgroep te Amsterdam voor een korte speelfilm: „De vlucht"; c. van Hattum Hoving voor een film over klokkenspel; d. van E. Terpstra, E. E. van Gelder en J. van der Putt voor een korte speelfilm „Simone"; e. van J. Vrijman voor een film: „Stiefkinderen van de kerk"; f. van I. Schefer voor een film over het leven van de runner bij de zeesleepvaart; g. van H. van Kruiningen sr. en jr. voor een film over de etskunst van Rembrandt; h. van J. M. van den Busken voor een korte speelfilm „Mejuffrouw, Mijne Heren"; i. van Ch. Huguenot van der Linden voor verfilming van het verhaal: „Duik dan", van Toos Staalman; j. van J. van der Hoeven voor een korte film: „'s Nachts slapen alle kinderen"; k. van R. M. Kerbosch voor de film: „De achtervolging"; 1. van G. Sluizer voor een korte kleurenfilm: „Clair- obscur"; m. van J. Keja en D. H. van Beek voor een film: „De perfectionist"; n. van J. van der Heyden voor een korte speelfilm: „Tragi- comedie"; o. van S. Sannes voor een korte speelfilm: „Ik ben een heel klein beetje gek"; p. van J. B. A. Smit voor een korte film: „Dingen die voorbijgaan"; q. van P. Verhoeven voor een korte film, waarvoor nog geen titel was gekozen; r. van mevrouw F. J. van Faassen-Kalmijn voor een korte film: „Opbouw en beweging"; s. van M. Frenkel voor verfilming van het verhaal: „Twee middagen"; t. van S. Sannes voor een film: „Les amoureux"; ii. van N. van der Heijde voor een korte film: „De geboorte"; v. van het echtpaar J. en A. Melis voor een korte film: „Wij leven vrij"; w. van T. Aarden voor een korte film: „De vandalen"; x. van G. L. Berk voor een film over klokken; y. van J. M. Koedijk voor een korte film „Speelplastiek"; z. van D. Polak voor een korte film: „De recorder". Overige aangelegenheden a. de afdeling Filmkunst gaf de staatssecretaris in overweging beurzen beschikbaar te stellen voor filmers, die zich in het buitenland d.m.v. een stage wensen te bekwamen in enige vorm van specialistische filmindustrie. Er is, zo overwoog de afdeling, in Nederland weinig gelegenheid voor afge studeerde filmers om zich in de praktijk te bekwamen, zo dat het aanbeveling verdient het volgen van een stage in het buitenland mogelijk te maken; in zulke gevallen moet zulk een stage worden gezien als het voltooien van de filmstudie, zodat op de gebruikelijke wijze beurzen kunnen worden verleend. b. In een tweetal gevallen bracht de afdeling advies uit over aanvragen voor beurzen voor filmstudie in het buitenland. c. De afdeling stelde zich van de verrichtingen voor ama teurfilmers op de hoogte door een vertoning bij te wonen van een aantal door de Nederlandse Organisatie van Ama teurfilmers geselecteerde films van haar leden. 318

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1964 | | pagina 11