bioscoop en reclame In het gecombineerde mei-juni-juli-nummer van dit blad stonden enkele bijzonderheden over een onderzoek, dat in begin 1963 door de Federation of British Film Makers in het gebied Groot-Londen werd gehouden. De bedoeling was een inzicht te verkrijgen in de opvattingen van het publiek omtrent de bioscoop enerzijds en het gedragspatroon van de bioscoopbezoeker anderzijds. Op deze wijze hoopte men te komen tot aanwijzingen, die toegepast zouden kunnen leiden tot een verhoging van het bioscoopbezoek. Mede gezien de degelijkheid van dit onderzoek willen wij bij enkele uitkomsten toch nog even stilstaan. Interessant is dat volgens deze Engelse studie gebleken is, dat 67 procent van het totaal aantal entreebewijzen wordt verkocht aan hen die tenminste eenmaal per week naar de bioscoop gaan. CONCLUSIE NUMMER EEN: er is dus een wisselende markt van 33 procent. Tevens bevestigde dit onderzoek dat de positie van het bioscoopbedrijf in belangrijke mate wordt bepaald door het bezoek van jeugdige personen tot ongeveer 25 jaar. Ook alleenstaanden van 25 tot 45 jaar bezoeken de bioscoop haast even dikwijls als de jongeren. CONCLUSIE NUMMER TWEE: de groep van 33 procent, dus een derde van het totaal, ongeregelde bezoekers moet voornamelijk worden gezocht in de getrouwde leeftijds groep van 25 tot 45-50 jaar (met of zonder kinderen) en in de groep oudere echtparen en alleenstaanden boven de 45-50 jaar. Dat het grootste bezoek tijdens het weekeinde plaatsvond, zal geen verbazing hebben opgewekt. Wel belangrijk is dat de beslissing omtrent het bijwonen van een bepaalde bio scoopvoorstelling volgens het Engelse onderzoek, in de meeste gevallen wordt genomen op een termijn van twee dagen of korter. Beslissingen die een week of langer te voren worden genomen, behoren tot een uitzondering. CONCLUSIE NUMMER DRIE: reclame voor filmpro gramma's op woensdag is in principe verantwoord voor donderdag en vrijdag. Rekening houdend met de film besprekingen in de redactionele kolommen op (meestal) vrijdag en het toch al drukke bezoek op zaterdag en zondag zou reclame eventueel op vrijdag of zaterdag achterwege kunnen blijven. Echter voor maandag, dinsdag en woens dag zijn reminders in de een of andere vorm bijzonder nood zakelijk en verantwoord. Wij tekenen hierbij aan, dat wij hierbij niet alleen gedacht hebben aan de bioscopen, die elke dag een of meer voorstellingen geven. Ook voor bioscopen die naast het weekeinde op een of meer andere dagen een voorstelling hebben, gelden bovenstaande con clusies. Voorlichting schiet tekort Wij willen nog een stap verder gaan op dit gebied. Onze conclusies vinden hun bevestiging in het meergenoemde Engelse onderzoek. Immers, maar liefst 59 procent van de Engelse bioscoopbezoekers gaf ten antwoord, dat zij films hadden gemist. Als verklaring werd door de ondervraagden onder meer opgegeven, dat men te druk bezet was. Dit is ons inziens een betrekkelijk argument. Ons leven hangt voor een belangrijk deel af van het nemen van beslis singen, waarvan de keuze dikwijls wordt bepaald door het afwegen van de ene factor tegen de andere. Daar wij aan nemen dat het „druk bezet zijn" in vele gevallen niet is terug te voeren tot zakelijke beslommeringen, meer eerder tot verschillende plezierige dingen (televisie, visites, vrijetijds besteding, lezen enz.) lijkt het ons niet onjuist tot de volgende CONCLUSIE NUMMER VIER te komen: breng in de reclame voor het bioscoopbezoek ook het gezelligheids- argument naar voren. Door dit argument geregeld de nodige aandacht te geven zal op den duur in het behoeftenschema het bezoeken van een filmvoorstelling hoger worden ge klasseerd. De gezelligheidsgedachte is een van de sterkste argumenten in de harde concurrentiestrijd. Uit het hoge percentage (59 procent) dat verklaarde films gemist te hebben alsmede door de geringe kennis van wat er in de bioscopen wordt vertoond, mag worden gecon cludeerd dat het publiek ten tijde van de beslissing omtrent het bioscoopbezoek zoals geconstateerd, vindt deze door gaans een of twee dagen vóór het bezoek plaats in het algemeen gesproken onvoldoende geïnformeerd is over het bioscoopprogramma. Deze constatering onderstreept nog maals duidelijk onze conclusie nummer drie, waarin wordt aangedrongen op meer reclame dan eenmaal per week. Meer informatieve reclame gewenst De Engelse bedrijfsorganisatie is van mening dat in grotere mate aanvullende media, die meer informatieve dan wer vende betekenis hebben, dienen te worden ingeschakeld. Voor Engeland wordt in dit verband in overweging ge geven de wekelijkse bezorging via de brievenbus van een programmablad van één pagina, dat alle plaatselijke bioscopen vermeldt onder opgave van een korte inhouds- beschrijving van de te vertonen films en feitelijke ge gevens omtrent de voorstellingen. Wij willen zeker niet stellen, dat deze methode voor de Nederlandse bioscoop exploitant al dan niet aanbevelenswaardig zou zijn. Dit zal van geval tot geval anders liggen en betreft vooral de kwestie van de keuze van de in te schakelen reclame-media. Op dit probleem hopen wij in een later stadium terug te komen. Wel is het verantwoord te zeggen, dat CONCLUSIE NUMMER VIJF is: naast direct wervende reclame is een voortdurende informatieve voorlichting on ontbeerlijk. De pers en andere media Hoewel de situatie in Engeland niet geheel is te verge lijken met die in ons land, is het toch wel interessant te zien waar de gevoeligheid van het publiek ligt voor de verschillende informatiebronnen. Een belangrijk deel der bezoekers gaat af op de pers. Opvallend is daarnaast de grote waarde die men blijkt te hechten aan aanplakbiljetten (21 procent), waarbij de affiches aan de theaters echter een lagere waardering krijgen. Dat televisie lang niet altijd een concurrent behoeft te zijn, blijkt wel uit het feit, dat 15 322

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1964 | | pagina 15