KORT GEDING
De film „Mensen van Morgen" is bij haar ver-
schijnen door pers en publiek als om strijd geprezen
als een gedurfde opzet, als een staal van knap vakmanschap,
als een filmische confrontatie met de denkwereld van wille
keurige jonge mensen uit verschillende milieus. Het betrof
hier een ingewikkeld procédé dat zijn succes dankte aan
zijn mérites als creatie, als zelfstandig kunstwerk, identifi
caties oproepende, méér dan met de betrokken medewerkers
en hun milieus, met alle analoge althans gelijksoortige
situaties. Een spiegel van jongmenselijke eigentijdse be
levenis, die dank zij de kundige hantering van het filmmiddel
sterkere reflexen opriep dan welk ander medium tot nu toe
mogelijk had gemaakt. De medewerkers waren naamloos
en waren als objecten onderworpen aan de wil van de
maker, die hun uiterlijk en hun uitingen volgens de wetten
van de film herschiep tot een nieuw en boeiend geheel.
Men had zich voor deze medewerking van acteurs kunnen
bedienen, maar de gekozenen verdienden de voorkeur door
hun onbekendheid en hun typering niet van één, maar van
één uit velen. In hoeverre hun uitlatingen en achtergronden
fictie of werkelijkheid betroffen deed niet terzake; terzake
deed dat hun filmische transformatie een nieuwe werkelijk
heid opriep met het mysterie van een maatschappelijk en
menselijk identificatieproces. De creatieve acte van de
regisseur wordt onmiddellijk duidelijk, wanneer men het
meisje Linda vergelijkt met haar televisie-portret. Zij valt
hier terug tot wat zij in het dagelijks leven werkelijk is en
niets blijft er over van de onbevangenheid en de charme,
welke via de film volle zalen tot vertedering brachten of in
een bevrijdende lach deden uitbarsten. Het was de hand van
de regisseur die haar had gemaakt, die de camera had
gericht en het licht, haar reacties en haar stem had ge
componeerd, contrasterend dan wel in samenhang met de
beeldenstroom van het geheel. Niet zij was present, maar
de regisseur en zijn object. Hier is geen schending van
privacy, hier is geen candid camera aan de orde, geen
living camera, hier is film pur sang.
De film is niet alleen voor openbare vertoning toegelaten,
maar door de keuringsinstanties artikel 1, lid 2, 2e gekeurd,
hetgeen wil zeggen, dat zij als film betreffende een onder
werp van wetenschap viel aan te merken. De film is discreet
en waardig uitgebracht zonder schending van wiens privacy
ook. Bij de voorbereiding is zorgvuldigheid betracht in dier
voege, dat betrokkenen hun medewerking eerst hebben
verleend, nadat hun was uiteengezet, dat de regisseur tot
de compositie van een totaalbeeld trachtte te geraken van
wat er in onze dagen onder de Nederlandse jonge mensen
leeft en gaande is, en wel uit hetgeen zij ieder afzonderlijk
spontaan te zeggen hadden omtrent hun belevenissen,
levensomstandigheden, problemen, opvattingen en toekomst
verwachtingen. Slechts dat wat geschikt zou worden be
vonden zou in de film worden verwerkt. Volledige anoni
miteit werd door de producent gegarandeerd; met de
handhaving hiervan hebben ook de medewerkers van hun
kant zich accoord verklaard.
Wanneer er privacy is prijsgegeven, dan is zulks geschied
door de anonimi zelf respectievelijk hun familie of ver
zorgers, deels omdat zij niet opgewassen waren tegen de
listen en lagen van de pers nog vóór de film in première
ging bracht een Amsterdamse krant een interview met een
van de medewerkers en zijn familie deels omdat mogelijk
enige onzorgvuldigheden in het onderling verkeer bij een
enkeling een emotionele sfeer hebben teweeg gebracht waar
tenslotte niemand mee gediend is geweest.
Wij plaatsen elders in ons orgaan twee publicaties betref
fende deze geruchtmakende affaire, één waarin de regisseur
een les geeft in filmregie, kennelijk als reactie op een
artikel, dat het Handelsblad tevoren had gepubliceerd,
en één waarin het vonnis van de Amsterdamse rechtbank
president in extenso vermeld is. Het eerste spreekt voor
zichzelf, het tweede brengt de zaak tot zijn juiste proporties
terug. De Président heeft na behandeling in kort geding
overwogen, dat in casu niet van een eenvoudige arbeids
overeenkomst sprake was die geregeerd wordt door artikel
1637 g x) van het Burgerlijk Wetboek, maar van een over
eenkomst met een complex karakter hetgeen medebrengt, dat
genoemde, van artikel 357 2) van het Burgerlijk Wetboek
afwijkende, bepaling in dit geval niet van toepassing is.
De jongen in kwestie, die minderjarig bleek te zijn, was
immers bij het sluiten van de overeenkomst niet door zijn
vader vertegenwoordigd. De wetenschap van de familie
omtrent de activiteit van de jongen gedurende meer dan een
halfjaar, die de producente waarschijnlijk op een dwaal
spoor heeft gebracht, is door de President niet aanvaard
als een omstandigheid, die eiser de betekenis van de arbeids
verhouding had moeten doen beseffen. Het ontbreken van
de medewerking van de vader heeft de overeenkomst volgens
de President nietig doen zijn, waardoor de artikelen 355 3)
etc. van het Burgerlijk Wetboek zijn overtreden, hetgeen
een onrechtmatige daad jegens eiser oplevert. Op grond
hiervan is het vertoningsverbod opgelegd, voorzover het de
beelden en stem van de zoon van eiser betreft. Kennelijk
zou de President ook tot deze uitspraak gekomen zijn,
wanneer deze tekst, die overigens een summiere aanduiding
bevat van het gezin in kwestie, een lofrede op de familie
zou hebben betekend. Niet de aantasting van de privacy
in de zin van sommige nabeschouwingen in de pers was
in deze zaak relevant, maar de meerderjarigheid vereist tot
het aangaan van overeenkomsten van complex karakter.
Er is een hemelsbreed verschil tussen schending van
ethische normen, die sommige perscommentaren, nadat
eerst himmelhoch jauchzend was gerecenseerd, na de
rechterlijke uitspraak zum Tode betrübt de producente
hebben aangewreven, en een juridische onzorgvuldigheid,
hoe verstrekkend ook in haar zakelijke consequenties. En
zelfs deze onzorgvuldigheid kan men eerst in haar geheel
verklaren, wanneer men alle feiten en omstandigheden
kent, feiten en omstandigheden die met zich hebben ge-
i) Artikel 1637 g lid 1 en 2 B.W.
Een minderjarige is bekwaam als arbeider arbeidsovereen
komsten aan te gaan, indien hij daartoe door zijnen wettelijken
vertegenwoordiger, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, is ge
machtigd.
Eene mondelinge machtiging kan slechts strekken tot het
aangaan van eene bepaalde arbeidsovereenkomst. Zij wordt
verleend in tegenwoordigheid van den werkgever of van
dengene, die namens dezen handelt. Zij kan niet voorwaar
delijk worden verleend.
2) Artikel 357 lid 1 B.W.
De vader of indien zij de ouderlijke macht alleen uitoefent
de moeder beheert het vermogen van het kind en ver
tegenwoordigt het in burgerlijke handelingen.
3) Artikel 355 lid 1 B.W.
Een kind van welken leeftijd ook, is eerbied en ontzag aan zijn
ouders verschuldigd.
309