Vonnis kort geding
„Mensen van Morgen"
Boekbespreking
RECHTDOENDE:
Vonnis 3.11.1964. Rolnummer 492/1964.
DAVID GRISHAVER, wonende te Amsterdam, ten deze han
delende voor zich zelf en in zijn hoedanigheid van vader en
mitsdien wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige Loek
Bernard Grishaver,
eiser bij dagvaarding van 21 october 1964, procureur
Mr. J. H. Jonker,
tegen:
de naamloze vennootschap SAPPHIRE FILMPRODUCTIE,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde,
procureur Mr. R. H. Dijkstra.
WD PRESIDENT:
Gehoord partijen en gezien de stukken;
OVERWEGENDE TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
dat eiser heeft gesteld en gevorderd zoals is vermeld in de als
hier ingevoegd geldende en in fotocopie aan dit vonnis ge
hechte dagvaarding;
dat eiser ter zitting de vordering heeft toegelicht aan de hand
van Ons daarop overhandigde pleitnotities, waarbij enige stukken
werden overgelegd;
dat gedaagde de vordering, op gronden waarop hierna voorzover
nodig wordt teruggekomen, heeft bestreden aan de hand van
Ons daarop overhandigde pleitnotities, waarbij enige stukken
werd overgelegd;
dat partijen, nadat zij achtereenvolgens hebben gerepliceerd
en gedupliceerd, uitspraak hebben verzocht;
dat Wij daarna een schrijven hebben ontvangen dd. 28 october
1964 van de moeder van de minderjarige Grishaver, een af
schrift waarvan Wij ter terechtzitting van 2 november 1964 ter
hand hebben gesteld aan der partijen raadslieden, die Wij in
de gelegenheid hebben gesteld zich over de inhoud daarvan uit
te laten; dat die raadslieden van die gelegenheid geen gebruik
hebben gemaakt;
dat de inhoud van de pleitnotities van partijen en die van de
door hen overgelegde stukken zowel als van evengemeld schrij
ven als hier ingevoegd geldt;
IN RECHTE:
Overwegende dat middelpunt van dit geding is een naar
tussen partijen niet betwist is en het aanschouwen en -horen
van de litigieuze film ook de leek duidelijk maakt zowel
verstandelijk als geestelijk onvoldoende toegeruste, reeds bij
herhaling ontspoorde en berechte minderjarige jongen, met wie
gedaagde een overeenkomst is aangegaan ingevolge welke de
jongen ten behoeve van een in gedaagdes opdracht te vervaar
digen film een naar zijn vermogen echt portret heeft
gegeven van zich zelf en van het ouderlijk gezin, waaruit hij
is voortgekomen en waarin hij nog leeft;
Overwegende dat partijen van mening verschillen omtrent het
rechtskundig karakter van de overeenkomst;
dat gedaagde zegt daarin niet meer te zien dan een simpele
arbeidsovereenkomst, welke wordt geregeerd o.a. door art. 1637 g
Burgerlijk Wetboek;
dat echter naar Ons oordeel het gelijk is aan eiser voorzover
deze wijst op het complexe karakter der overeenkomst, hetgeen
medebrengt, dat de bovengemelde, van artikel 357 Burgerlijk
Wetboek afwijkende bepaling niet van toepassing is;
Overwegende dat de vraag Ons evenwel van minder belang
schijnt, omdat reeds uit het Ons door gedaagde overgelegde
schriftelijk relaas van Kees Brusse omtrent het verloop der
aangelegenheid, doch veel meer uit een desbetreffende door
Ons van de moeder ontvangen en door Ons aan de geding
stukken toegevoegde brief moet worden besloten, dat niet
slechts tot het sluiten van de overeenkomst de jongen niet door
zijn vader was vertegenwoordigd, maar ook niet kan worden
gesproken van een behoorlijke mondelinge of schriftelijke
machtiging dan wel uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming
of bekrachtiging zijnentwege achteraf; zijnde Ons geen feiten
en omstandigheden gebleken die reden zouden kunnen geven
tot het inzicht, dat eiser heeft moeten beseffen, dat het in
de rechtsbetrekking tussen de jongen en gedaagde ging om
een door de jongen zelf gebracht portret van zich zelf en het
ouderlijk huis.
Overwegende dat Ons niet aan twijfel onderhevig voorkomt, dat
eiser, hadde hij dat besef wel gehad, met het oog op het welzijn
van zijn zoon, van wie ook niet mocht worden verwacht, dat
hij bestand zou zijn tegen de verleiding om, in weerwil van een
dringende tegengestelde aanbeveling van gedaagdes wege, zijn
identiteit openbaar te maken, èn ter bescherming van de goede
naam van zijn gezin desgevraagd de nodige medewerking zou
hebben geweigerd; dat het ontbreken van die medewerking van
eiser de overeenkomst nietig doet zijn, en het verzuim van
gedaagde daarin eiser behoorlijk te betrekken en zich van zijn
instemming te verzekeren, waardoor gedaagde in de artikelen
355 e.v. Burgerlijk Wetboek neergelegde grondbeginselen van
ons familierecht heeft geschonden, een onrechtmatige daad
jegens eiser oplevert;
Overwegende dat Wij een verbod als door eiser gevraagd ter
voorkoming van verdere dan de reeds geleden schade geen
overmatig verlangen van eiser achten, zodat Wij zullen be
slissen als hieronder zal volgen;
Bevelen gedaagde na de betekening van dit vonnis met ingang
van donderdag 5 november 1964 de vertoning en de vermenig
vuldiging en iedere vorm van openbaarmaking van de film
„Mensen van Morgen" te staken, voorzover daarin beelden
van eisers zoon L. B. Grishaver voorkomen of diens stem ten
gehore wordt gebracht;
Bepalen dat gedaagde ten behoeve van eiser een dwangsom zal
verbeuren van ƒ50.000,— (VIJFTIG DUIZEND GULDEN)
voor iedere overtreding van Ons voormeld bevel;
Verklaren dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Verwijzen gedaagde in de kosten van dit geding, tot aan deze
uitspraak aan de zijde van eiser begroot op 350,(DRIE
HONDERD VIJFTIG GULDEN).
Gewezen door Mr. U. W. H. Stheeman, president der arrondis-
sements-rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken IN KORT
GEDING ter openbare terechtzitting van dinsdag 3 november
1964, tegenwoordig als griffier Mr. J. G. Bouma.
Verschenen is de „International Film Guide" voor het jaar
1965. Een voortreffelijk op handig zakformaat gedrukt
boekwerkje uitgegeven door Tantivy Press in Londen en
onder redactie van Peter Cowie. Het boekje geeft een over
zicht van de film- en bioscoopsituatie in vele landen en
bevat een schat aan gegevens op het gebied van adressen,
festivals en films. Over de situatie in ons land geeft het
boekje een beknopt en zakelijk verslag dat aan buitenlanders
een goed inzicht geeft in de huidige stand van zaken. Veel
aandacht wordt besteed aan de shorts, waaruit enige foto's
zijn opgenomen. Van Bert Haanstra, Herman van der
Horst en Fons Rademakers bevat deze filmgids een korte
levensbeschrijving. Voor hen die snel iets willen weten over
de filmsituatie in een bepaald land, over een belangrijk
regisseur, een adres voor filmverhuur in Australië of wat
dan ook, kan de aanschaf van deze gids een aanwinst be
tekenen, evenals voor hen die professioneel of uit belang
stelling meer willen weten van het internationale film
bedrijf.
313