IN MEMORIAM PROF. Mr. G. DE GROOTH zo dit nodig mocht blijken, de kwestie tot een punt van kabinetsberaad te maken, zal de Staatssecretaris omtrent de problematiek van een belastingherziening of belastingcompensatie nader in overleg treden met de Vaste Commissie. De Staatssecretaris gaf zijn be antwoording praktisch a 1'improviste, snel door zijn aan tekeningen heenbladerend, waarbij hij kennelijk gehaast werd door tijdnood en geremd door de wetenschap, dat de machtige barrières van Financiën en Binnenlandse Zaken hetzij rechtstreeks, hetzij via kabinetsberaad zullen moeten worden genomen Tenzij de oplossing aldus wordt ge vonden, dat de barrière van Binnenlandse Zaken met haar versperringen van gemeentelijke autonomie, compensatie problemen, uitgavenplafonds en uitbreiding eigen belasting terrein voorlopig ongemoeid kan worden gelaten. Dit laatste zal waarschijnlijk nodig zijn willen de paarden niet sterven, terwijl de haver groeit. Intussen wekt het vertrouwen, dat de Staatssecretaris met zijn Minister bij het streven naar een oplossing, de Kamer achter zich weet; vertrouwen óók omdat de bewindsman zich niet aan zijn verantwoordelijkheid terzake heeft ont trokken en kennelijk een beleidslijn volgt die de gehele aangelegenheid rijp maakt voor kabinetsberaad. Het is duidelijk, dat het de bewindslieden voorbehouden is hier voor het geschikte ogenblik te kiezen. Er dient zich ten slotte een vraagstuk aan,dat vooralsnog politiek misschien niet zo gevoelig moge liggen als het omroep- en televisie- bestel, maar dat in zijn essentie wel de vraag raakt of wij in de vaart der volkeren op het stuk van de film sociaal en cultureel mee kunnen, danwei, zoals Sadoul het eens heeft gekenmerkt en we vonden dat dezer weken in een Italiaans vakblad met voldoening nog eens geciteerd als klein land voorbeschikt zijn om filmcultureel gekoloniseerd te worden. Zou het in het laatste geval niet een politiek probleem worden? Wij vrezen van wel! Het probleem dat zich aandient vraagt daarom op korte termijn om een beleidsbeslissing. Het worde beoordeeld naar zijn eigen betekenis en zijn eigen urgentie; de com plicaties die zich hierbij zijdelings kunnen voordoen, zijn in verhouding tot het terrein waartoe zij behoren van zo geringe betekenis, dat zij als randverschijnselen kunnen worden aangemerkt. Het zou onbillijk zijn hier het pars pro toto te doen gelden en de oplossing van een vraagstuk dat in de meeste landen wel is opgelost eindeloos te frustreren. Er is, daarover zijn alle insiders het eens, op filmgebied wel iets tot ontwikkeling gebracht de laatste jaren; aan de voortzetting hiervan ligt een bepaalde planning ten grond slag, die aan de overheid bekend is. Om haar te kunnen realiseren is meer armslag nodig dan ons door de omstan digheden overblijft. Zonder deze armslag zal deze ont wikkeling komen stil te liggen en voor het bedrijf het gevecht overblijven om het naakte bestaan. Ook het organisatorisch beleid zal zich hieraan nolens volens niet kunnen ont trekken. Zover mag het eenvoudig niet komen. Terecht heeft de ambtsvoorganger van de Staatssecretaris, die de eerste was die zich ons lot aantrok, zij het nog zonder succes, gezegd dat een gezond bedrijf de motor is van het filmculturele leven. Deze motor is aan revisie toe. Zij zal nog heel wat kunnen presteren, mits zij niet constant twintig procent wordt overbelast. En met deze prestaties zijn niet alleen bedrijfsbelangen gemoeid, maar ook onze natio nale filmstatus, hoe bescheiden ook. Daarom durven wij een hoge prioriteit te vragen voor de oplossing van de kwestie. Op 7 januari overleed in de ouderdom van 72 jaar Prof. Mr. G. de Grooth, commissaris van de N.V. Cinecentrum en van de vier met deze N.V. gelieerde productiemaat schappijen Polygoon, Profilti, Multifilm en Interfilm. Wanneer wij zijn heengaan in het Bondsorgaan memoreren, past het ons niet iets toe te voegen aan hetgeen bij het verscheiden van deze grote jurist is gepubliceerd. Zijn faam lag nu eenmaal in zijn Rotterdamse tijd, in zijn Leidse professoraat, in zijn internationale contacten en zijn bijdra gen aan de totstandkoming van het nieuwe Burgerlijk Wet boek. Maar juist daardoor is weinig tot haar recht gekomen zijn belangstelling voor onderscheiden facetten van het maatschappelijk leven en inzonderheid de sympathie, welke hij ons bedrijf en onze bedrijfsorganisatie heeft toegedragen. Als commissaris van Polygoon en later van Cinecentrum en de daarin geïncorporeerde maatschappijen, welker ont staan hij van nabij heeft meegemaakt, legde hij een belang stelling aan de dag, die ver uitging boven de directe zake lijke interessen. Wij hebben dat in urenlange gesprekken met hem mogen ervaren. Meermalen bleek hieruit, hoe hij bijvoorbeeld ons arbitrage-instituut bewonderde en dit in zijn colleges ten voorbeeld heeft gesteld. Hij heeft ons bij zulk een gelegenheid inzichten verschaft wat betreft de organisatorische mogelijkheden in het huidige bestel, die niet alleen onze blik heben verruimd, maar die ten dele ook zijn vastgelegd in briljante adviezen. Bovenal bewaren wij aan deze contacten de herinnering aan de mens De Grooth, die door een diepere bewogenheid werd gedreven dan uiterlijk bleek. Een waarlijk bevoorrecht man is heengegaan. Dit bleek ook uit de enorme belangstelling bij zijn crematie op Westerveld, waar Leiden en Rotterdam hem de hulde brachten die hem toekwam. Onder de vele vrienden en be langstellenden bevonden zich behalve directieleden en com missarissen van Cinecentrum ook de Vice-Voorzitter van het Bondsbestuur en de directeur van deze organisatie. 350

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1965 | | pagina 4