Afdelingsraad Afdeling Amsterdam bioscoopbedrijf om keuringsuitslagen of elementen hiervan niet tot onderwerp van filmreclame te maken en dat het Hoofdbestuur in voorkomende gevallen is opgetreden tegen handelingen in afwijking van deze usance, aangezien het zodanige handelingen strijdig acht met de algemene be langen en waardigheid van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf; dat het Hoofdbestuur naar aanleiding van de onderwerpe- lijke annonce de heer Van Os voor verhoor ingevolge artikel 15 der Statuten heeft opgeroepen, welk verhoor op 16 maart 1965 heeft plaatsgevonden; dat tijdens het verhoor in hoofdzaak werd aangevoerd, dat er niet onjuist is gehandeld en dat er slechts getracht is te voorkomen, dat een misvatting bij het publiek zou ontstaan omtrent de versie waarin de desbetreffende film in het theater zou worden vertoond, voor welke misvatting te meer reden aanwezig werd geacht, omdat het Hoornse publiek ervan op de hoogte is, dat in het Victoria Theater vrij willig alleen films vertoond worden die door het Katholieke nakeuringsorgaan voor vertoning in de provincies Limburg en Noord-Brabant zijn toegelaten: dat, nu de advertentie evenwel niet blijkt te zijn bedoeld als een rechtzetting in verband met eventuele uitlatingen in de pers of andere publicaties, waaruit het publiek zou hebben kunnen afleiden, dat er in de film op grond van een keuringsbeslissing, coupures waren aangebracht, is komen vast te staan, dat de heer Van Os zich in dezen uitsluitend heeft laten leiden door reclame-oogmerken, ge zien ook de toevoeging „zoals de film dus werd gemaakt over het liefdesspel tussen twee mensen"; dat dientengevolge echter niet de zorgvuldigheid in acht is genomen welke, gelet op de usances in het film- en bioscoopbedrijf op het stuk van de reclame, hadden mogen worden verwacht; dat het Hoofdbestuur de handelwijze derhalve strijdig oordeelt met de algemene belangen en de waardigheid van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf, doch dat het in dit geval nog heeft willen volstaan met de straf van waar schuwing als bedoeld in artikel 15 van de Statuten op te leggen. Onder leiding van de voorzitter, de heer M. J. W. Peters uit Venlo, heeft de Afdelingsraad op 9 maart 1965 op het Bondsbureau te Amsterdam de jaarvergadering gehouden. In deze vergadering werden de jaarstukken, namelijk het jaarverslag over 1964 van de secretaris de heer W. F. Dubbeldeman, de rekening en verantwoording over 1964 van de penningmeester de heer C. van Liere, alsmede de begroting voor het jaar 1965 overeenkomstig concept van het bestuur goedgekeurd. De periodiek aftredende leden van het dagelijks bestuur van de Afdelingsraad, de heren W. F. Dubbeldeman, C. van Liere, en H. Miedema, werden bij enkele kandidaatstel ling herkozen. Met betrekking tot de vacature in het hoofdbestuur, ontstaan door het periodiek aftreden van de heer J. Nijland Jr. lid-exploitant, werd besloten diens kandi datuur in deze vacature te steunen. Voorts gaf de raad het hoofdbestuur advies met betrek king tot de jaarlijkse benoeming van leden-exploitanten in verschillende Bondscolleges. Uitvoerig werd verslag gedaan van de tussen het bestuur van de Afdelingsraad en het bestuur van de Bedrijfs afdeling Filmverhuurders in het begin van dit jaar gehouden bespreking, waarin verschillende bedrijfsproblemen aan de orde zijn gekomen. Uit dien hoofde besloot de Afdelings raad zich accoord te verklaren met een proef tot het ver zenden van keuringskaarten in filmdoosdeksels, mits deze proef vooralsnog beperkt zou blijven tot 1 a 2 filmverhuur kantoren. Ook de leveringscondities, in het bijzonder voor de permanente bioscopen welke een jaaropbrengst hebben van niet meer dan 100.000,waren in het contact met de Bedrijfsafdeling aan de orde geweest. Dezerzijds was betoogd, dat voor deze zaken een verlichting van condities alsnog gewenst is. Van de zijde der Bedrijfsafdeling werd toegezegd, dat deze kwestie nader in bestuur- en ledenver gadering van de filmverhuurders zou worden bezien. Ver der wordt onderzocht of een gecombineerde verzending van films mogelijk is ter besparing van vrachtkosten. Een van de leden, van de Raad de heer J. van Willigen uit Aalsmeer, gesteund door drs. Voskuil uit Bussum en de heer I. Keizer uit Rotterdam, wierp de vraag op of er geen aanleiding is om de structuur van ons bedrijf en van de Bond te laten doorlichten om na te gaan of wij niet ver stard raken en of eventueel een reorganisatie wenselijk zou zijn. Van Hoofdbestuurszijde werd in de Afdelings raad toegezegd, dat men deze aangelegenheid in het Hoofd bestuur aan de orde zou stellen. Daarna zijn in de vergadering nog aan de orde gekomen diverse onderwerpen, waaronder de te verwachten ophef fing van de nakeuring in het zuiden en de eventuele ge volgen daarvan voor ons bedrijf. De afdeling Amsterdam hield haar jaarvergadering op 9 maart op het Bondsbureau onder leiding van haar voor zitter, de heer W. F. Dubbeldeman. Het jaarverslag van de secretaris de heer J. van der Horst, alsmede de rekening en verantwoording over dat jaar van de penningmeester de heer C. J. Blad, werden goedgekeurd, evenals de be groting voor het jaar 1965 volgens concept van het bestuur. De periodiek aftredende bestuursleden, de heren W. F. Dubbeldeman voorzitter, en W. K. G. van Royen vice- voorziter, werden bij enkele kandidaatstelling herkozen. Voorts werd besloten de kandidatuur van de heer J. Nijland in de door zijn periodiek aftreden als lid van het hoofd bestuur ontstane vacature te steunen. Ter vergadering werd afgesproken, dat jaarlijks aan ge pensioneerde personeelsleden der Afdeling op voordracht van de laatste werkgever een bioscoopdiploma voor Am sterdam zal worden verstrekt. Verder werd van bestuurszijde medegedeeld, dat stappen zijn en worden ondernomen om bij het gemeentebestuur op de een of andere wijze een verlichting van lasten te bereiken, speciaal voor de zogenaamde navertoningsbioscopen, die met moeilijkheden te kampen hebben. Voorts zijn nog pogingen gedaan van bestuurszijde om te bereiken, dat de belastingvrije grens voor het bespreekgeld, welke thans op 0,20 is bepaald te verhogen tot 0,25 a 0,30. Tijdens de rondvraag werden ook andere punten van be- drijfs- en organisatorisch belang besproken. Het bestuur herbenoemde het periodiek aftredend lid van de Afdelingsraad de heer W. K. G. van Royen, en voorzag overeenkomstig zijn taak volgens de nieuwe statuten van de Stichting Bio-Vacantieoord in de benoeming van perio diek aftredende bestuursleden van deze stichting. Het stelde voorts bij loting een nieuw rooster van aftreden voor het Bio-bestuur samen. 405

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1965 | | pagina 31