meer inhoud moet worden gegeven aan het toezicht van het regeringscommissariaat. Auteursrecht en draadtelevisie Ook de draadtelevisie waarbij programma's van buiten landse zenders worden overgenomen wordt door het Hoofd bestuur scherp in het oog gehouden. De rechten van de leden mogen door deze methode niet geschonden worden en indien dit toch gebeurt en dienaangaande stappen bij de overheid niet helpen zullen rechthebbenden zich tot de rechter wenden. Filmkeuring Dat de ontwikkelingen aangaande de filmkeuring door het Hoofdbestuur scherp worden gevolgd bleek uit het volgende deel der rede: „Hoewel er uiterlijk geen ontwikkelingen gaande zijn op het stuk van de filmkeuring, kan ik U de verzekering geven, dat wij de manoeuvres die door bepaalde groe peringen in verband met de voorbereiding van een wijzi ging der Bioscoopwet worden ondernomen met aandacht volgen. Want de leden moeten goed weten, dat zich in het bijzonder in ons land de eigenaardige situatie voordoet, dat, wanneer bepaalde zaken door de ontwikkeling van de communicatiemiddelen en het huidige denken en dit geldt zeker voor sommige onderdelen van de Bioscoop wet zijn achterhaald, onmiddellijk van zekere zijden wordt gepoogd al datgene wat men aan onmacht moet be kennen ten aanzien van deze ontwikkeling af te reageren op het terrein van film en bioscoop, op welk terrein politiek gezien meer haalbaar is dan bijvoorbeeld op dat van de televisie. Er zijn nog altijd krachtige groepen in ons landje die de klok zouden willen terugzetten. De spreker deed een beroep op de leden geen aanleiding te geven in de reclame. Het gebeurt immers maar al te vaak, dat advertenties van gewaagde strekking door een samenloop van omstandigheden gelijktijdig verschijnen, wat het gevaar in zich bergt, dat de advertentiepagina's, vooral in de grote steden, een bepaald karakter krijgen. Dat drukt een ongewenst stempel op ons bedrijf in zijn geheel, een stempel echter, dat alleen behoort te staan op de min of meer ongelukkige conceptie van de advertentie, doch niet op onze films en op onze zaken. Toch, constateerde de Voor zitter, speelt dit in de kaart van de lieden die het afbrokkelend terrein van de bedilzucht op geestelijk gebied, met hand en tand verdedigen. Hoofdbestuur zond brief aan formateur Cals inzake de vermakelijkheidsbelasting. De Voorzitter deelde mede dat het Hoofdbestuur tijdens de loop van het overleg met de regering werd geconfron teerd met de kabinetscrisis en daarom terstond aan de toen nog als kabinetsformateur optredende mr. J. M. L. T. Cals de volgende missieve richtte: Hoogedelgestrenge Heer, Sinds 1959 heeft het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond de afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting bepleit en wel op grond van belangrijke wijzigingen in het ontspanningspatroon. Door de enorme uitbreiding der vermaaks- mogelijkheden die niet door de gemeentelijke vermakelijkheids belasting worden of kunnen worden belast, is immers de on billijke situatie ontstaan, dat deze belasting slechts een relatief kleine groep van ondernemers treft, een groep die bovendien nog in het bijzonder de concurrentie van de nieuwe amusements- media ondervindt. Met name is de toestand in het film- en bioscoopbedrijf van jaar tot jaar verergerd. Er vinden op het ogenblik reeksen van bioscoopsluitingen plaats en het ontbreekt de bedrijven aan de middelen om de ontwikkeling naar be horen bij te houden. Het Hoofdbestuur heeft met voldoening mogen vaststellen, dat bij de Minister-President, de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en de competente Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen belangstelling voor dit vraagstuk bestaat. Zelfs is door de Minister-President op 15 oktober 1963 in de Tweede Kamer verklaard, dat overheid en filmbedrijf gemeenschappelijk naar een oplossing zouden zoeken voor de verbetering van het economisch klimaat in deze bedrijfstak, daarbij de hoop uitsprekende, dat de nieuwe grondslagen spoedig zouden kunnen worden gelegd. Naar aanleiding van deze verklaring heeft het Hoofdbestuur in overleg met de Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen onmiddellijk een plan ontwikkeld, hetwelk in een nota is neergelegd. Deze nota treft U hiermede ter kennis neming aan. Hierin heeft het Hoofdbestuur aangegeven hoe naar zijn oordeel de basis ware te leggen voor de sanering en ontwikkeling van het nationale film- en bioscoopwezen. Het Hoofdbestuur had de verwachting, dat, als het plan gerealiseerd kon worden, het film- en bioscoopbedrijf uit de impasse zou geraken, evenals het indertijd onder Uw ministerschap in het leven geroepen filmproductiefonds heeft bijgedragen tot de filmontwikkeling in ons land. Het interdepartementaal overleg omtrent het bewuste plan was afgesloten en het ministerieel overleg gaande, toen de Kabinets crisis ontstond. Gezien de inlichtingen heeft het Hoofdbestuur de indruk, dat deze kwestie niet als een lopende zaak wordt beschouwd die voor afdoening door het demissionaire kabinet in aanmerking zal komen, ongeacht het feit, dat de Staats secretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in het kader van de jongste begrotingsbehandeling van dit departement in de Tweede Kamer heeft toegezegd, dat de Kamer binnen niet al te lange tijd iets kon verwachten, hierbij doelende op hetgeen door de Minister-President in uitzicht was gesteld. Uit de datering zal U blijken, dat het plan van de Bond nu al weer anderhalf jaar geleden bij de Regering is ingediend, een aspect waarop de Kamer inzonderheid de aandacht had ge vestigd. Voorts acht het Hoofdbestuur het wenselijk op te merken, dat besprekingen gaande zijn geweest om met het oog op de ge compliceerde financiële verhouding tussen Rijk en Gemeente en de steeds groeiende problemen in deze bedrijfstak een tussen oplossing te zoeken in de vorm van een tijdelijke compensatie van de vermakelijkheidsbelasting. De bedrijfsorganisatie, die zoals U bekend is, alle bedrijfstakken in deze sector, te weten bioscoopexploitatie, filmverhuur, filmproductie en filmlabora- toria en -studio's, omvat, zou zijnerzijds de garantie geven, dat in overleg met de overheid van een zodanige compensatie voor een belangrijk deel een gericht gebruik zou worden ge maakt a. tot restauratie en verbetering van interieur en exterieur der bioscopen, b. tot noodzakelijke uitbreiding van propaganda, research en voorlichting, c. tot uitbreiding van het complex van maatregelen ten behoeve van de filmproductie en d. tot behoud van een zelfstandig Nederlands bioscoopjournaal. Naast het vraagstuk hetwelk in het voorgaande is aangesneden, heeft het Hoofdbestuur de overheid bij herhaling gewezen op de consequenties van invoering van reclametelevisie. De uit zending van reclameboodschappen zal ongetwijfeld een on gunstig effect hebben op de bioscoopreclame, waardoor rekening moet worden gehouden met een belangrijke inkomstenderving uit dien hoofde. Vooral bij de huidige precaire bedrijfssituatie kunnen de opbrengsten uit bioscoopreclame echter niet worden gemist.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1965 | | pagina 9