INGMAR
BERGMAN
Wanneer ik dit zeg onderschat ik geenszins hetgeen ik
wellicht heb bereikt. Ik denk dat het van belang is geweest
en mischien nog wel is. Ik voel mij voldoende veilig door
het verleden te kunnen zien in een nieuw minder romantisch
licht. Kunst als zelfvoldoening kan natuurlijk belangrijk
zijn vooral voor de kunstenaar.
Heden ten dage is de situatie minder gecompliceerd, minder
interessant en vooral met heel wat minder glans omringd.
Om dan toch maar volledig oprecht te zijn: ik ervaar
kunst (niet enkel de filmkunst) als onbetekenend in
onze tijd. Met onbetekenend bedoel ik dat kunst niet meer
de macht en de mogelijkheid bezit om de ontplooiing van
ons leven te beinvloeden.
Literatuur, schilderkunst, muziek, film en toneel verwekken
en brengen zichzelf voort. Nieuwe mutaties, nieuwe com
binaties komen op en worden teniet gedaan, de beweging
lijkt van buiten af gezien een onrustige vitaliteit te
bezitten, de kunstenaars lijken er grandioos en verwoed
naar te streven om voor zich zelf en Voor een steeds minder
geïnteresseerd publiek beelden te projecteren van een wereld
die zich niet meer om hun voorkeuren en gedachten be
kommert. In enkele afgezonderde gebieden worden kunste
naars gestraft, beschouwt men kunst als iets gevaarlijks,
waard om in het gareel te brengen en te dirigeren. Algemeen
gezien is de kunst ongebonden, schaamteloos, onverant
woordelijk en zoals ik al zei: de beweging is heftig, haast
koortsachtig. Ik vindt het net een slangehuid vol met mieren.
De slang is al lang dood, verteerd en ontdaan van zijn
giftigheid, maar zijn huid beweegt, stikvol met chaotisch
leven.
Als ik nu merk dat ik toevallig een van die mieren ben,
moet ik me afvragen of er nog wel een reden is om de
activiteit voort te zetten.
Het antwoord is bevestigend. Ook al denk ik dat het toneel
een oude geliefde maitresse is die betere dagen gekend heeft.
Ook al vinden ik en vele anderen Wild West-films opwin
dender dan Antonioni en Bergman. Ook al geeft de nieuwe
muziek ons het verstikkende gevoel van een mathematisch
luchtledig. Ook al worden schilder- en beeldhouwkunst
steriel en geraken zij in hun eigen verlammende vrijheid
in verval. Ook al is de literatuur getransformeerd in een
monument van woorden zonder wat voor boodschap of
gevaarlijke kwaliteiten ook.
Er bestaan dichters die nooit gedichten schrijven omdat
zij van hun levens gedichten maken, toneelspelers die
nimmer op het toneel verschijnen, maar hun levens acteren
als prachtige drama's. Er bestaan schilders die nooit schil
deren omdat zij hun ogen sluiten en aan de binnenkant
van het ooglid de mooiste schilderijen creëren. Er bestaan
cineasten die hun films leven en hun talenten nimmer
zouden misbruiken om ze in de werkelijkheid gestalte
te geven.
Ik denk dat de mensen van vandaag het zonder het toneel
kunnen stellen omdat ze existeren temidden van een drama
waarvan de verschillende fasen onophoudelijk plaatselijke
tragedies te weeg brengen. Zij hebben geen behoefte aan
muziek omdat ze elke minuut worden blootgesteld aan
ware geluidsorkanen die de grens van het uithoudings
vermogen hebben bereikt en overschreden. Zij hebben geen
dichtkunst nodig omdat de nieuwe opvatting van het uni
versum hen heeft getransformeerd in functionele dieren,
die zich beperken tot interessante maar uit een dichterlijk
oogpunt onbruikbare vraagstukken van diep ingrijpende
storingen.
De mens heeft (wanneer ik afga op de wijze waarop ik
mijzelf en de buitenwereld ervaar) zichzelf vrij gemaakt,
vrij op een verschrikkelijke en duizelingwekkende manier.
Godsdienst en kunst worden in het leven gehouden op
grond van sentimentsoverwegingen, als een conventionele
beleefdheid tegenover het verleden, als een goedaardige
demokratische zorgzaamheid ten behoeve van de neuro
tische burgers die voortdurend meer vrije tijd genieten.
Dit is natuurlijk mijn eigen subjectief gezichtspunt. Ik hoop
en ben er van overtuigd dat andere een evenwichtiger en
objectiever mening hebben.
Als ik mij nu van al deze moeilijkheden rekenschap geef
en nog steeds volhoud dat ik ondanks alles mijn werk
op artistiek terrein wil voortzetten, dan heeft dat een
doodeenvoudige reden. (De louter materiële reden laat
ik buiten beschouwing).
Die reden is nieuwsgierigheid. Een onbegrensde, niet te
verzadigen nieuwsgierigheid die altijd nieuw is en mij
voortdrijft een nieuwsgierigheid die mij nooit in de steek
laat en volledig de plaats inneemt van de hunkering naar
gemeenschap uit het verleden.
Ik voel mij als een gevangene die na een lange gevan
genisstraf plotseling geconfronteerd wordt met het woelige
leven. Een onhandelbare nieuwsgierigheid heeft mij in de
greep. Ik merk op, ik observeer, ik houd mijn ogen open,
alles is onwerkelijk, fantastisch, vreesaanjagend of be
lachelijk. Ik pak een rondvliegend stofdeeltje, misschien
is het een film wat heeft het voor betekenis: geen enkele,
maar ik vind het interessant en dientengevolge is het een
film. Ik loop rond met het stofdeeltje dat ik met mijn eigen
handen gepakt heb, ik ben blij of droevig. Ik stoot op de
andere mieren, samen volbrengen wij een geweldige taak.
De huid van de slang is in beweging.
Dit en enkel dit is mijn waarheid. Ik verlang niet dat
het voor iemand anders geldigheid moet hebben en als een
troost voor alle tijden is het natuurlijk nogal pover. Als
een grondslag voor artistieke activiteit gedurende enkele
jaren in de toekomst is het geheel en al voldoende, althans
voor mij.
Zich wijden aan het artistieke scheppingswerk terwille van
zijn eigen bevrediging is niet altijd aangenaam. Maar het
heeft een groot voordeel: de kunstenaar leeft precies als
ieder ander levend wezen dat slechts ter wille van zich
zelf bestaat. Het resultaat is een nogal talrijke broederschap
van mensen die op egocentrische wijze met elkaar leven
op de hete vuile aarde onder een koude lege hemel.
462