Bioscoopfoyers en bedrijfschap Horeca Het Cineac-Damrak te Amsterdam kreeg een fraaie kostbaar uitgevoerde foyer waar het voor het publiek goed toeven is. Voor de leden die een bioscoop exploi teren waaraan een buffet of foyer is verbonden, is van belang hetgeen het College van Beroep voor het Bedrijfs leven heeft uitgesproken in een geschil tussen de N.V. Mij tot Exploitatie van het City Theater te 's-Gravenhage en het Bedrijfschap voor het Hotel-, het Restaurant-, het Café- en het Pension en Kamerverhuurbedrijf en Aanverwante Bedrijven, kortweg Bedrijfschap Horeca. Ons lid was bij genoemd college in beroep gekomen i.v.m. de aanslag in de basisheffing welke het Bedrijfschap Horeca ingevolge de Heffingsverorde ning Bedrijfschap Horeca 1964 had op gelegd ter zake van de exploitatie van het buffet in het Lumière Theater te Rotterdam, Naar de mening van het bewuste lid was de aanslag ten onrechte opgelegd, omdat de exploitatie van het buffet niet kon worden geacht een onderneming te zijn in de zin van het Instellings besluit van het Bedrijfschap Horeca. Hierbij zij opgemerkt, dat dit bedrijf schap is ingesteld voor twee groepen van ondernemingen, te weten: a. de ondernemingen, waarin het hotel-, het restaurant-, het café- of het pen sion- en kamerverhuurbedrijf wordt uitgeoefend; b. de overige ondernemingen, waarin de verstrekking van logies of van maal tijden, spijzen of dranken voor ver bruik ter plaatse, gepaard gaande met dienstverlening, als bedrijf plaats heeft. Het College van Beroep voor het Be drijfsleven heeft zich op het standpunt gesteld, dat de foyer van het theater in kwestie niet is aan te merken als een café of restaurant als vorenbe doeld sub a. Wat dit betreft werd in aanmerking genomen, dat de foyer uit sluitend toegankelijk is voor personen, voorzien van een toegangsbewijs voor de bioscoop. Bvendien is de foyer slechts gedurende betrekkelijk korte tijd vóór de aanvang van de bioscoop voorstellingen en tijdens de pauze voor de bioscoopbezoekers geopend, met dien verstande, dat zij in de foyer plaats kunnen nemen zonder verplicht te zijn een consumptie te gebruiken. Resteerde derhalve de vraag, of de exploitatie van het buffet plaats vindt in een onderneming als bedoeld onder b. Zoals uit de bedoeling van de wet gever blijkt, worden tot deze categorie bedrijven gerekend, buffetten of can- tines van fabrieken, op tentoonstellin gen, in inrichtingen voor publieke ver makelijkheden, in verenigings- en club gebouwen, in sociëteiten, op of aan sportvelden en aan boord van binnen schepen, voor zover de verstrekking van maaltijden, dranken etc. het karak ter van een bedrijf heeft. Dit laatste wordt in het algemeen geacht alleen dan het geval te zijn, als die verstrek king, plaats hebbende in het kader van de uitoefening van een ander be drijf, op de voorgrond staat of anders zins als zelfstandige bedrijfsuitoefening (bijvoorbeeld door een pachter) ge beurt. Naar het oordeel van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven moet elk geval dus afzonderlijk worden on derzocht. Met name gelet op de om standigheden, dat de verstrekking van dranken en spijzen in het onderhavige geval, behalve dan voor het eigen personeel of voor zakelijke relaties, uitsluitend plaats heeft voor bioscoop bezoekers die een consumptie ver langen en dat de exploitatie van de foyer niet is verpacht, is het beroep college tot de conclusie gekomen, dat het lid ten aanzien van de bewuste bioscoop geen onderneming drijft waar voor het bedrijfschap is ingesteld en bijgevolg niet heffingsplichtig is in de zin van de Heffingsverordening Bedrijf schap Horeca. Hoewel de beschikking van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven niet zonder meer voor alle bioscoopbuffet ten geldt, zal men zich hierop in ver gelijkbare situaties niettemin met suc ces kunnen beroepen. 489

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1965 | | pagina 11