Ledenraad Op 29 november 1965 is in Hotel Krasnapolsky te Amsterdam een vergadering van de Ledenraad gehouden, waarbij aanwezig waren de heren Joh. Miedema, Voorzitter; C. S. Roem, Vice-Voorzitter; E. Alter, C. J. Blad, H. S. Boekman, E. van Buren, W. F. Dubbeldeman, J. J. L. Gielisse, R. A. H. Herzet, C. van Liere, L. J. Paerl, M. J. W. Peters, J. P. M. A. Smulders, J. de Wilde en H. Zondervan, leden, alsmede J. G. J. Bosman, Secretaris. Afwezig waren de heren L. W. R. Meyer, H. Miedema en J. van Willigen Jr. Allereerst kwam aan de orde het voorstel van het Hoofdbestuur tot vaststelling van een Bedrij f sreglement op de Filmrapporten. De Afdelingsraad had enige amendementen op dit voorstel ingediend. Het eerste amendement beoogde artikel van het ontwerp zodanig te wijzigen, dat inzending van het filmrapport aan het lid-filmverhuurder zou moeten geschieden uiterlijk op de eerste vertoningsdag van de film, zulks in plaats van verzending van het rapport binnen 24 uur na ontvangst van de film. Als motivering was aangevoerd, dat het vaak voorkomt, dat het lid-exploitant de film reeds een week of langer voor de inzetdatum krijgt toegezonden en dat er dan niet steeds tijd en gelegenheid is om de film onmiddellijk te controleren. Een tweede amendement van de Afdelingsraad was erop gericht ook het lid-filmverhuurder die een film van een lid-exploitant ontvangt, de verplichting op te leggen de film na ontvangst te controleren en een rapport van zijn bevindingen op te stellen. De Afdelingsraad was van mening, dat het lid-exploitant anders geen verantwoordelijkheid kan aanvaarden voor de toestand, waarin de copie aan de volgende exploitant, die de film gaat ver tonen, wordt verzonden. De Afdelingsraad had ook nog de wens kenbaar gemaakt de werkingsduur van de nieuwe maatregel te beperken tot een jaar, opdat eerst ervaring met het rapportenstelsel zou zijn verkregen alvorens een definitief reglement af te kondigen. Met deze drie amendementen heeft de Ledenraad zich verenigd en met inachtneming daarvan heeft de Raad dus vastgesteld het Bedrijfsbesluit op de Filmrapporten, dat in werking treedt op donderdag 6 januari 1966 en dat een jaar later expireert. Overeenkomstig de voorstellen van het Hoofdbestuur heeft de Ledenraad vastgesteld: a. een nieuw Bedrijfsbesluit terzake van de Filmvertoning overeenkomstig de tekst van het op 22 december 1964 vastgestelde bedrijfsbesluit van die naam met dien verstande, dat de laatste zin van artikel 6 als volgt wordt gewijzigd: „Het besluit treedt in werking op 1 januari 1966 en is van kracht tot 1 januari 1967"; b. een nieuw Bedrijfsbesluit inzake de Programmering overeenkomstig de tekst van het op 22 december 1964 vastgestelde bedrijfsbesluit van die naam met dien verstande, dat in de artikelen 1, 2 en 7 het jaar 1965 wordt veranderd in 1966. Overeenkomstig het voorstel van het Hoofdbestuur heeft de Ledenraad voorts besloten de artikelen 22 en 23 van het Reglement van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders en de artikelen 21 en 22 van het Reglement van de Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Filmproducenten te wijzigen, waardoor de termijn, waarbinnen het Hoofdbestuur gebruik kan maken van zijn bevoegdheid om bepaalde besluiten van deze afdelingen te vernietigen, is verruimd. De Ledenraad heeft zich voorts verenigd met een voorstel van het Hoofdbestuur tot wijziging van artikel 1 van het Bedrij f sreglement Algemene Leveringsvoorwaarden van de Leden-Filmfabrikanten, waarbij de werkingssfeer van het reglement wordt uitgebreid tot alle leden van de Bond. Ook met het voorstel van het Hoofdbestuur tot wijziging van artikel 1 A van het Bedrijfsreglement op de Geschenkbonnen is de Ledenraad accoord gegaan. Het vast stellen van de waarden, waarin de bioscoopbonnen worden uitgegeven, is daarmede in handen van het Hoofdbestuur gelegd. Thans kan aanpassing aan de gewijzigde constellatie in het bioscoopbedrijf gemakkelijker worden verwezenlijkt. Zoals bekend zijn de waarden waarin de bioscoopbonnen worden uitgegeven, inmiddels verhoogd tot 6,— en 3,—-. Bij de rondvraag is ter sprake gekomen de relatie van de Nederlandsche Bioscoop-Bond met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten voor Gemeenschappelijke Filmkeuring op Katholieke Grondslag, gezien in het licht van de geruchten omtrent wijzigingen, welke zich op het gebied van de nakeuring zouden hebben voorgedaan. Ook zijn vragen gesteld over de vertoning van films via de draadtelevisie van de P.T.T. in Den Haag. Tenslotte heeft de Bondsvoorzitter mededeling gedaan van de stand van zaken op het gebied van de vermakelijkheidsbelasting. 496

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1965 | | pagina 18