Activiteit in publiciteit
Bouwen aan
positief imago
Het congres van het Genootschap voor Reclame, dit voorjaar in Amsterdam,
had als onderwerp het begrip imago. In het bondsorgaan is aandacht besteed
aan wat er tijdens het congres is besproken. Thans komen wij er op terug.
Aan het einde van het jaar heeft het zin na te gaan op welke wijze onze
bedrijfstak in zijn totaliteit naar buiten is getreden. Wat is het beeld dat het
bedrijf de afgelopen maanden in de ogen van het publiek heeft geprojecteerd?
Was het het beeld van een verloren zaak of was het het beeld van een bedrijf
dat het weliswaar moeilijk heeft, maar dat alles in het werk stelt om eigentijds
te zijn en dat alles wat in het vermogen ligt doet om de wensen van het publiek
te bevredigen.
Arnhem-imago
De filmweek Arnhem heeft niet nage
laten tal van publiekgroepen met film en
bioscoop in aanraking te brengen. Pri
mair kan gesteld worden dat deze aan
raking van positieve aard is geweest.
Door de filmweek kreeg men een pret
tige optimistische indruk van het me
dium film en van het bedrijf dat zich
met film in Nederland bezighoudt. Waar
devol in deze is dat niet uitsluitend
het publiek werd bereikt dat toch al
voor film en bioscoop is gewonnen, maar
dat ook tal van andere mensen die lange
tijd, door wat voor reden ook, niet met
bioscoop en film in aanraking zijn ge
komen, nu opnieuw in contact kwamen
met de bioscoop. We kunnen twee groe
pen onderscheiden. Zij die daadwerkelijk
de voorstellingen bijwoonden en zij die
door middel van de publiciteitsmedia,
schrijfpers, radio, televisie, het gebeuren
in Arnhem volgden. Het imago van het
bedrijf ten tijde van Arnhem en daarna
was jong, was vitaal en modern. Het
filmbedrijf kwam als belangrijk naar
voren. De belangstelling was verdiend
en de films die zijn vertoond gaven een
beeld van wat hedendaagse cinematogra
fie in al zijn genres wil zeggen.
Erasmus
De bedrijfstak had een stevige imago
gebouwd. Na Arnhem bleek de uitrei
king van de Erasmusprijs een ideale
continuering van het in Arnhem gepro
jecteerde beeld. Het betekende ook een
uitbreiding, want film en bioscoop ble
ken niet uitsluitend synoniem aan amu
sement, artistieke creatie en vermaak-
en verpozingscentrum, maar film bleek
ook te zijn cultuur, bleek te kunnen be
horen tot het waardevolste in iemands
leven. Chaplin, Ustinov en Bergman
hadden iets te vertellen en datgene wat
ze vertelden werd door het publiek ge
trokken bij het beeld dat via Arnhem
was ontwikkeld. De verdere aansluiting
in het beeldvormingsproces heeft tot nu
toe niet zo'n landelijk centraal karakter
als beide genoemde evenementen. Waar
schijnlijk zou dit ook niet verantwoord
zijn. Het is nu de taak van de bedrijven
afzonderlijk om waar te maken hetgeen
collectief is gesteld. Of dit is gebeurd,
of men werkelijk een aansluiting in de
eigen theaters heeft gevonden bij het
optimistische beeld kan men zelf het
beste beoordelen.
Specialisatie
Uit wat her en der kan worden gecon
stateerd valt te concluderen dat over het
algemeen een richting wordt gevonden
en dat men plaatselijk op vele wijzen
het beeld weet te scheppen, dat het pu
bliek waarop men mikt, aanspreekt. Na
tuurlijk heeft niet elk bioscooptheater
hetzelfde soort publiek. Men is wel dege
lijk hierin tot specialisatie gekomen. Het
beste komt dit tot uiting in de pro
grammering. Vit het lijstje van films
die dit jaar in uw theater hebben ge
draaid is af te lezen welk publiek men
heeft getracht te bereiken. Bovendien
zijn er overal in het land regelmatig
cyclusavonden of andere bijzondere
voorstellingen waarin films worden ge
programmeerd die buiten het geldende
normale kader vallen. Met deze voorstel
lingen worden nieuwe groepen publiek
bereikt die, als men lijn in deze voor
stellingenreeks weet te brengen, zullen
groeien. Op sommige plaatsen in ons
land is dit soort voorstellingen echter
niet goed tot ontwikkeling gekomen. Men
heeft dit zelf kunnen constateren. Een
ding moet hierbij niet worden vergeten.
Het heeft geen zin om van de ene op
de andere dag met speciale voorstellingen
te starten.
Er moet iets anders gebeuren. Het pu
bliek moet worden geïnteresseerd, voor
bereid op de nieuwe mogelijkheden. Men
wil over de drempel worden geholpen.
Men moet een duwtje in de rug hebben,
bij wijze van spreken. Plaatselijke pers
kan hiervoor worden ingeschakeld en er
zal contact kunnen worden gezocht op
grote schaal met instanties, scholen, ver
enigingen enz., die belangstelling zouden
kunnen hebben. Het kost tijd, dat is
zeker. Maar niets gaat nu eenmaal van
zelf. Door plaatselijke activiteiten in en
rond de bioscoop te ontplooien bouwt
men bij het publiek, waarvan men het
uiteindelijk moet hebben, aan een posi
tief imago.
Jubilea
Concreet gesproken zijn er voorbeelden
ten over van geslaagde bioscoopactivi
teit, die niet uitsluitend de betreffende
zaak veel goed doen, maar zeer zeker
ook het bedrijf in zijn totaliteit.
Allereerst enige jubilea van de laatste
tijd die niet alleen in familiekring zijn
gevierd of tot een intern-bioscoop onder
onsje werden maar die een succesvol
feest bleken waaraan het publiek, be
langrijke relaties, opinievormers enz.,
deel hadden. Het jubileum van Emiel
van Buren werd in Amsterdam een ge
beuren. Men sprak en las erover. Het
bedrijf kwam als progressief naar voren.
De premièrevoorstelling van The Ipcress
File klonk als een klok. Het jubileum
van de gebroeders Miedema heeft niet
uitsluitend in de Noordelijke en Ooste
lijke provincies van ons land een posi
tieve bijdrage geleverd tot het imago
van het bioscoopbedrijf maar heeft door
een nationale publiciteit alle theater
exploitanten goed gedaan. In Sneek was
de drukbezochte receptie waar iedereen
kwam. 's Avonds in het theater een voor
treffelijk verzorgde voorstelling met een
voorprogramma zonder weerga en een
premièrefilm (Le Corniaud) van allure.
De waarde, de goodwill is in cijfers of
meer verkochte stoeten niet uit te druk
ken. Dit hebben de gebroeders Miedema
en hun zonen voortreffelijk aangevoeld.
De imago van het bioscoopbedrijf werd
er door verbeterd, door versterkt.
500