Commissie van Geschillen De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (DERDE KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgende arbitraal vonnis gewezen inzake: P. VERMEER, eigenaar van het filmverhuurkantoor F.A.N.- Film, wonende te Amsterdam aan de 1ste Jan van der Heijden- straat 121c, eiser, contra N.V. BIOSCOOP MAATSCHAPPIJ PALACE, exploiterende de bioscoop van die naam, gevestigd te Maastricht en kantoor houdende aldaar aan de Wijker Brugstraat 1, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Neder landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage Bondsreglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitragecollege voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, IN AANMERKING NEMENDE: dat eiser bij request dd. 23 october 1964 een geschil contra ge daagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat gedaagde op 26 october 1964 aan de Commissie van Ge schillen heeft toegezonden een afschrift van haar op dezelfde datum aan eiser gezonden brief, waarmede zij zich tegen de ingestelde vordering heeft verweerd, van welke stukken een afschrift aan dit vonnis is gehecht en welke beschouwd worden als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op woensdag 20 januari 1965 op het Bureau van de Nederlandse Bioscoop-Bond te Amsterdam; dat aldaar verschenen zijn eiser persoonlijk, alsmede diens echt genote, mevrouw E. Vermeer-Harschel, bedrijfsleidster van FA.N.-Film, en T. J. Crijns, directeur van gedaagde; dat Mevrouw E. Vermeer-Harschel namens eiser in hoofdzaak heeft verklaard, dat zij aan gedaagde toestemming heeft ge weigerd om naast de film van eiser „Man, vrouw en het huwe lijk", in de week aanvangende 8 october 1964 een andere hoofd film te vertonen; dat de heer T. J. Crijns namens gedaagde in hoofdzaak ver klaard heeft, dat eiser door hem vroeger bij vertoning van een andere film toe te staan daarnaast een matineefilm te vertonen een usance heeft geschapen, waaraan gedaagde het recht heeft ontleend om naast „Man, vrouw en het huwelijk" een andere film te vertonen; dat gedaagde door met de film iedere dag van de week een voorstelling te geven (op vrijdag zelfs twee) voldaan heeft aan het tussen partijen bestaande contract, waarin slechts is bepaald, dat de film gedurende minstens zeven achtereenvolgende dagen moet worden vertoond, zonder dat daarbij het aantal voorstellingen is vermeld; OVERWEGENDE: dat partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge artikel 32 van de Statuten en artikel 1 van het Arbitrage Bondsreglement alle geschillen tussen leden onder ling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in het arbitrage reglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-Bond; dat gedaagde in de week aanvangende 8 en eindigende 15 oktober 1964 de hoofdfilm „Man, vrouw en het huwelijk" vertoond heeft elke dag in de tweede avondvoorstelling, behalve op vrijdag 9 october, toen de film ook in de eerste avondvoorstelling is vertoond; dat gedaagde in de eerste avondvoorstelling van de zelfde week (behalve op vrijdag) vertoond heeft de van een andere leverancier betrokken hoofdfilm „Geheim van de gif tige mamba"; dat echter in het tussen partijen op of omstreeks 31 juli 1964 aangegaan contract is gestipuleerd, dat de film gedurende min stens zeven achtereenvolgende dagen zal worden vertoond, waaruit niet anders gelezen kan worden dan dat de film op die dagen in alle voorstellingen zou worden vertoond; dat derhalve het door gedaagde ingenomen standpunt, dat zij kon volstaan met elke dag één voorstelling met de film van gedaagde te geven en dat zij het recht had in andere voor stellingen andere films te vertonen, ongegrond is; dat overigens in artikel 3 van het Bedrijfsbesluit terzake van de Filmvertoning van de Nederlandsche Bioscoop-Bond is bepaald, dat het niet is toegestaan om in eenzelfde bioscoop op een zelfde avond meer dan één hoofdfilm te vertonen, zodat reeds daarom, althans wat de avondvoorstelling betreft, gedaagde niet gerechtigd was een tweede hoofdfilm te vertonen; dat eiser derhalve terecht schadevergoeding van gedaagde vordert; dat het niet billijk moet worden geacht de schadeberekening te baseren op uitverkochte voorstellingen; dat in aanmerking nemende de resultaten, die met de ver toning van de film „Man, vrouw en het huwelijk" in de Cinema Palace te Maastricht zijn gemaakt in het tijdvak van 12 tot 26 maart 1964 en met de acht voorstellingen in de week van 8 tot en met 15 october 1964, de bruo-recette welke met deze film zou zijn gemaakt bij vertoning in alle voorstellingen in laatst genoemde week, geraamd moet worden op dat de door gedaagde verschuldigde 30 filmhuur van een bruto-recette van (na aftrek van vermakelijkheids- belasting omzetbelasting nettorecette zou hebben bedragen dat de schadevergoeding behoort te worden bepaald op het ver schil tussen dit bedrag van en de betaalde filmhuur van dat is dus dat toewijzing van een schadevergoeding voor een eventuele prolongatieweek niet in aanmerking kan komen, omdat het tussen partijen bestaande contract geen prolongatieverplich ting bevat; dat eisers vordering derhalve tot een bedrag vanmoet worden toegewezen; dat de geschilkosten vastgesteld op 100,ten laste van ge daagde komen; RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde om aan eiser te betalen alsmede in de geschilkosten ten bedrage van 100, Aldus gewezen te Amsterdam op 1 maart 1965. GESCHILLEN De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (DERDE KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgende arbitraal vonnis gewezen inzake: MAATSCHAPPIJ TOT EXPLOITATIE VAN HET CITY THEATER TE 's-GRAVENHAGE NV., gevestigd te 's-Gra- venhage en kantoor houdende aldaar aan de Nieuwstraat 24, eiseres, contra N.V. SPLENDAL FILM, gevestigd te 's-Gravenhage en kan toor houdende te Hilversum aan de Steynlaan 1, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Neder landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage Bondsreglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitragecollege voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request dd. 24 november 1964 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; 508

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1965 | | pagina 30