Kamer informeert naar regeling vermakelijkheidsbelasting Het probleem van de vermakelijkheidsbelasting trekt meer en meer de aandacht van de volksvertegenwoordiging. De kwestie heeft de afgelopen maanden enige keren een punt van gedachtenwisseling uitgemaakt tussen regering en kamer, en tussen hoofdbestuurvertegenwoordigers en overheid. Er is duidelijk gesteld dat het niet uitsluitend gaat om de onbillijkheid van het bestaande belastingstelsel in verhouding tot de belastingvrije ontwikkeling van de meeste andere communicatie-media, maar wel degelijk ook om de vraag of onder de gegeven om standigheden het film- en bioscoopbedrijf, althans een zeer groot deel van dit bedrijf, voldoende armslag houdt om aan de steeds zwaarder wordende eisen waarvoor men zich geplaatst ziet te voldoen. De activiteiten in het culturele vlak die zich in bepaalde vormen van zelfwerkzaamheid manifesteren lopen gevaar. Bovendien is tegenover de regering nog eens duidelijk naar voren gebracht dat er vraagstukken aan de orde zijn omtrent personeelvoorziening, theatervernieuwing, filmproduktie en bevordering filmcultuur. Het is niet verwonderlijk dat na al het werk van het Hoofdbestuur inzake deze kwesties de Kamer nu opnieuw aandacht vraagt voor onze bedrijfsproblematiek. Daarbij werd ondermeer in de Nieuwe Rotterdamse Courant en in het Vrije Volk aandacht besteed aan het spoedeisende karakter van een oplossing of een tegemoetkoming. Er is op het feit gewezen dat behalve in de Verenigde Staten en in Engeland, ook in kleinere landen zoals Zweden en Denemarken een oplossing is gevonden. Ook in Duitsland en Zwitserland is de belasting nagenoeg verdwenen en in Italië kent men een vorm van restitutie aan de bioscoopexploitanten. De vragen vanuit de Vaste Commissie voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk alsmede de vragen die door vele leden van de Vaste Commissie voor Financiën zijn gesteld laten we hieronder volgen. De antwoorden worden met zeer grote belang stelling tegemoet gezien en zullen voor een belangrijk deel de richting bepalen waarin onze bedrijfstak zich in de toekomst zal ontwikkelen. Vragen van de Vaste Commissie voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. a. Kunnen thans nadere mededelingen worden gedaan m.b.t. de verklaring van de toen malige Minister-President op 15 oktober 1963, dat overheid en filmbedrijf gemeen schappelijk naar een oplossing zullen zoeken voor een verbetering van het economisch klimaat in deze bedrijfstak, het journaal daarbij inbegrepen? b. Mag de verhouding tussen Regeringsvoorlichtingsdienst en de Nederlandse film producenten thans bevredigend worden genoemd? c. Welk uitzicht bestaat er t.a.v. de noodzakelijke uitbreiding van de werkruimte en de financiële armslag van het Nederlandse Filmmuseum? d. Ingevolge artikel 4 van het Televisiebesluit behoren alle films, alvorens door de televisie te worden uitgezonden, gekeurd te worden door de Centrale Commissie 483

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1965 | | pagina 5