dat gelijk was aan het bedrag van de precarioheffing. Het ziet er op het ogenblik naar uit, dat minister Vrolijk bereid is de Bioscoopbond langs deze weg tegemoet te gaan. Daarbij zal echter veel afhangen van de bereidheid tot meedenken van de minister van Fi nanciën, die vorig jaar de kraan heeft dichtgedraaid. Bovendien zijn er op het terrein van het cultuurbeleid nog enkele kredieteisende zaken zoals de om roep (NRU/NTS), het centraal an tenne-systeem en de ontwikkeling van de kleuren-televisie. Minister Vrolijk „wil wel", zoals het in Den Haag heet. Maar het is de vraag of hij de Bioscoopbond op korte ter mijn meer concreets kan voorhou den dan zijn „open oor". IK KOM WAT LATER NAAR MADRA is een nieuwe korte film van Adriaan Ditvoorst, gemaakt met subsidie van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Jan de Bont en Jaap de Jonge verzorgden het camerawerk. Ik kom wat later naar Madra geeft momenten weer uit een soldatenleven. HET VADERLAND Bioscoop en cultuur Al jarenlang om precies te zijn zeven jaar tracht de Nederland se Bioscoopbond met de regering tot een overeenkomst te komen om uit de financiële perikelen te geraken, waarin het bioscoop- en filmbedrijf zich hier te lande bevinden. De moeilijkheden hebben zich steeds meer toegespitst en de zware last die het bedrijf heeft te dragen in de vorm van vermakelijk- heidsbelasting, is door de samen loop der omstandigheden steeds knellender gaan drukken. Op af schaffing daarvan is steeds opnieuw aangedrongen, maar deze belasting is een gemeentelijke zaak en de meeste gemeenten zullen een in komstenvermindering uit die hoek niet blijmoedig bevorderen. Hun financiële status is er nu eenmaal niet naar. Op een jaarlijkse omzet van zestig miljoen gulden moet het bioscoopbedrijf ongeveer twaalf miljoen gulden aan vermakelijk- heidsbelasting opbrengen, afgezien nog van de omzetbelasting. De vraag is dus, wat er kan worden gedaan om voor een bedrijfssector, die veel van zijn klandizie aan de televisie heeft verloren, het leven economisch wat te verlichten. Het bioscoopwezen zelf heeft niet stilgezeten om door modernisering en uitbreiding van de technische mo gelijkheden, die neerkomen op uit breiding van het amusementspa troon, te trachten voet aan de grond te houden. Dat betekende ook in vestering in een ongunstige finan ciële constellatie. Maar dat alles heeft de teruggang niet kunnen afremmen. In de afgelopen drie jaren zijn zestig bioscopen gesloten. Dit jaar dreigt voor twintig bedrij ven het einde te zijn aangebroken en dit twintigtal zal zeker aan het begin staan van een lawine van sluitingen over het gehele land, in dien geen oplossing voor de moei lijkheden wordt gevonden. Nu mag voor de landseconomie het bioscoopbedrijf niet van grote be tekenis zijn, voor de culturele en populaire ontspanning is het dat wel en nog altijd, ondanks het ver lies aan bezoek, in zeer aanzienlijke mate. Dit nuchtere feit zou voor de rege ring voldoende aanleiding moeten zijn om het bioscoopbedrijf de hel pende hand te reiken. De film is in zijn moderne artistieke hoogtepun ten, die steeds minder zeldzaam worden en die vrijwel wekelijks in de bioscopen van de grotere steden kunnen worden gezien, een factor van uitzonderlijke betekenis. We zouden er niet eens een uitspraak van de Franse filosoof Merleau- Ponty, dat ,,de film de meest ade quate uitdrukking is van het heden daagse levensgevoel" bij hoeven te halen, om te constateren, dat het geen er aan cultureel goed over de doeken rolt, van niet minder impor tantie is dan hetgeen men in schouwburg of concertzaal kan „weghalen". Men kan zeker niet zeggen dat de overheid geen zorg besteedt aan de film voor zover het de nationale produktie betreft. In de loop der jaren heeft zij o.a. een groot aantal jonge Nederlandse filmers in staat gesteld om te laten zien wat zij kunnen. Vele korte films en proef stukken, die kunnen leiden tot een opdracht tot verdere uitwerking zijn daarvan het resultaat geweest. Des te wonderlijker is het daarom, dat er zoveel tijd moet overheen- gaan eer er iets wordt ondernomen om de plaats, waar die creativiteit kan worden geconsumeerd, de bio scoop derhalve, een redelijke be staansbasis te verschaffen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1966 | | pagina 11