JAARVERSLAG MATUBEL SAMENSTELLING BONDSARBITRAGECOLLEGES IN MEMORIAM De N.V. Matubel, de holding company van het aandelenkapitaal der van het Tuschinskiconcern deel uitmakende ondernemingen, heeft in het jaarverslag over het boekjaar 1965/1966 onder meer aandacht besteed aan de speciale lastenpositie van het film- en bioscoopbedrijf in ons land onder invloed van de heffing van vermakelijkheidsbelasting. Het verslag wijst op het verschijnsel, dat de door de bioscopen van het Tuschinskicon cern opgebrachte vermakelijkheidsbelasting nagenoeg even hoog is als de totale concernwinst, inclusief de opbrengsten der distributiemaatschappijen en andere deelnemingen, vóór de hef fing van vennootschapsbelasting. Deze gang van zaken bij een verhoudingsgewijs gunstig ge situeerd concern wordt als een duidelijk bewijs gezien van de dringende behoefte aan maatregelen van regeringswege ter verbetering van het economische klimaat in het film- en bio scoopbedrijf. Immers, zo stelt de N.V. Matubel, onder de druk van de bewuste belasting is het kapitaalrendement zelfs bij de krachtigste ondernemingen in deze bedrijfstak zo bescheiden, gelet althans op de aard en waarde van de onroerende bezit tingen der dochtermaatschappijen, dat zich de vraag opdringt, of en in hoeverre het gerechtvaardigd is om de bestemming van de betrokken bedrijfspanden als bioscoop te handhaven. De huidige fiscale politiek is naar het oordeel van de N.V. Matubel daarom een gevaarlijke politiek, die niet alleen cultureel, maar uiteindelijk ook fiscaliter slechts averechtse gevolgen kan hebben. De Raad van Bestuur van de N.V. Matubel, bestaande uit de heren Mr A. E. J. Nysingh, voorzitter, Dr J. R. M. van den Brink, Mr W. F. A. Baron van Haersolte, J. M. Honig, Ir. G. M. Key, L. L. Lawrence, Dr. H. J. Stokvis, K. Winckles en Mr R. H. Dijkstra, gedelegeerde, constateert in zijn welverzorgd verslag met voldoening, dat opnieuw een dividend van 10 kan worden uitgekeerd. Dit is overigens mede mogelijk gewor den, doordat als extra bate ten gunste van de resultatenrekening 1965/1966 een aanzienlijk bedrag aan dividend over 1964 werd ontvangen van de N.V. Nederlandse Bioscoop Theaters, met welke onderneming in het voorjaar van 1965 een belangenge meenschap tot stand werd gebracht door middel van overneming en verwisseling van haar aandelen. Een en ander impliceert, dat de door de geaffilieerde exploitatie maatschappijen in 1965 behaalde resultaten ten achter zijn gebleven bij die van het voorafgaande jaar. Teleurstellend wordt dit niet geoordeeld, omdat de resultaten in 1964 uitzonderlijk gunstig waren uit een oogpunt van filmvoorziening, mede als uitvloeisel van de beschikbaarheid van een tweetal Nederlandse films. De vooruitzichten voor 1966 worden door de Raad van Bestuur van de N.V. Matubel bevredigend genoemd. Hij baseert zich daarbij op de resultaten die in de eerste zes maanden van 1966 zowel in de sector theaterexploitatie als bij de filmdistributie zijn verkregen. Op grond van deze resultaten en gezien de ver wachtingen voor de tweede helft van 1966 is de Raad van Bestuur van mening, dat, onvoorziene omstandigheden voor behouden, over het boekjaar 1966/1967 een dividenduitkering op een met het voor het boekjaar 1965/1966 verstrekt dividend overeenkomstig niveau gerechtvaardigd zal zijn. Het Hoofdbestuur heeft ingevolge de artikelen 3 en 5 van het Arbitrage Bondsreglement voorzien in de vakatures in de Raad van Beroep en de Commissie van Geschillen, wier leden telken jare aftreden na de jaarlijkse ledenvergadering. De periodiek aftredende leden van de Raad van Beroep werden alle herbe noemd. In de Commissie van Geschillen werden de heren C. J. Blad en W. Hulshoff Pol nieuw benoemd; de overige leden van de commissie werden herbenoemd. Hoewel de voor zitter van de Commissie van Geschillen, de heer C. van Willigen, de wens kenbaar had gemaakt om niet voor herbenoeming in aanmerking te komen, heeft hij zich hangende de benoeming van een opvolger op verzoek van het Hoofdbestuur alsnog bereid verklaard deze functie gedurende enige maanden te blijven vervullen. Op 5 september zijn de beide arbitragecolleges op het Bonds bureau geïnstalleerd. Wegens verblijf buitenlands van de Bonds voorzitter, de heer Joh. Miedema, werd de installatie verricht door de Vice-Voorzitter, de heer C. S. Roem. Tevens vond door loting de samenstelling plaats van de kamers van de Raad van Beroep en de Commissie van Geschillen. De Raad van Beroep is thans als volgt samengesteld: R. Uges, voorzitter; D. J. van Leen, plaatsvervangend voorzitter; L. W. R. Meyer, J. Nijland, B. W. G. van Royen en J. P. M. A. Smul ders, eerste kamer; H. S. Boekman, W. F. Dubbeldeman, E. J. Verschueren en A. F. Wolff. tweede kamer. De Commissie van Geschillen zal in de nieuwe zittingsperiode in de volgende samenstelling werkzaam zijn: C. van Willigen, voorzitter; J. de Wilde, plaatsvervangend voor zitter; S. Barnstijn en H. Zondervan, eerste kamer; C. J. Blad en. L. J. Paerl, tweede kamer; W. Hulshoff Pol en Mr J. M. Landré, derde kamer. Op 29 september overleed in de leeftijd van 76 jaar de heer W. A. Maclean, eigenaar van de Filmfabriek Holland te Amsterdam, die hij op I januari 1923 vestigde. Blijkens de nog in ons bezit zijnde gegevens is de heer Maclean gedurende meer dan veertig jaar lid van de Bond geweest, waardoor met zijn overlijden wederom een der oudste leden van de Bond is heengegaan, die tot voor enkele jaren een bekende verschijning was op de wekelijkse filmbeurs. Gedurende de jaren 1951 tot medio 1964 was hij geas socieerd met de heer W. H. Meyer, maar daarna zette hij zijn bedrijf tot zijn dood als alleen-eigenaar voort, daarbij zoals voorheen trouw bijgestaan door zijn echtgenote. Zijn bedrijf omvatte zowel een filmfabriek voor alle bedrijfs takken met uitzondering van een filmstudio, als een film productiezaak voor o.a. losse actualiteiten en korte films. De laatste jaren was het bedrijf voornamelijk gespeciali seerd in de vervaardiging en bewerking van films ten be hoeve van niet-leden. Hoewel de heer Maclean nimmer Bondsfuncties bekleedde, is met zijn heengaan toch een stukje Bondshistorie afge sloten uit een roerig verleden. Bij de teraardebestelling op maandagmorgen, 5 oktober op het kerkhof Sint Barbara te Amsterdam, waren als gevolg van de te late ontvangst van het overlijdensbericht slechts enkele collega's aanwezig. De Adjunct-Directeur van de Bond, de heer H. W. Hagenburg, woonde de plech tigheid bij en betuigde namens het Hoofdbestuur deel neming; aan de familie Maclean met haar verlies. i c;

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1966 | | pagina 15