dragers van Den Haag, Groningen, Utrecht en Leeuwarden hebben ter zake een duidelijke houding aangenomen. De Amsterdamse houding was niet duidelijk en niet deugdelijk èn van de zijde van de Burgemeester èn van die van het bedrijf. De Burgemeester heeft ter zake te beslissen over de vraag, of hij van zijn bevoegdheid in artikel 19 van de Bioscoopwet gebruik moet maken. Een telefonade over mogelijkheden, hoe goed wellicht bedoeld, verlegt het ac cent van de verantwoordelijkheid naar de ondernemer, in casu de bioscoopexploitant. Dit is even onjuist als de reactie van de betreffende Amsterdamse leden. Vrees is een slechte raadgeef ster. De Haagse en inzonderheid de Utrechtse aanpak van bedrijfszijde komt ons heel wat ge- decideerder voor. Bovendien moeten exploitant en verhuurder bedenken, dat een burgemeester- lijke telefonade geen enkel effect met betrekking tot de usantieel contractuele censuurclausules heeft. Bij nietvertoning zonder verbod kunnen èn de exploitant tegenover zijn verhuurder èn de verhuurder tegenover de producent respectievelijk diens licentiehouder gehouden zijn tot nakoming van hun vertoningsovereenkomsten. Daar helpt geen lieve moeder aan, ook niet in de vorm van een burgemeesterlijk telefoontje. Tenslotte nog iets. Het bedrijf moppert wel eens over de bevoogding van de keuring. Mis schien terecht, al vergeet men wel eens, dat de schuld ligt bij een verouderde wetgeving. Maar laat men dan ook, als 't puntje bij 't paaltje komt, de rechtszekerheid voorzover de wet die biedt niet lichtvaardig in de waagschaal gooien. H.M. de Koningin en Z.K.H. Prins Bernhard woonden in het Amsterdamse City-theater de première bij van de Columbia-film Elsa de Leeuwin. De opbrengst van de voorstelling kwam ten goede aan het World Wildlife Fund, waarvan de Prins beschermheer is. Tijdens de pauze werden producent Carl Foreman en hoofdrolspeler Bill Travers voorgesteld.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1966 | | pagina 6