bepaalde kring als goede zeden gelden, terwijl voorts het subjectief oordeel heeft te beslissen, of de feiten, die zich voordoen, al dan niet aan de toets van die norm voldoen. Ten aanzien van welke vragen, evenals ten aanzien van de politieke vraag, in hoeverre kwetsing der goede zeden tot overheidsmaatregelen behoort aanleiding te geven, tenslotte de levensbeschouwing van de verantwoordelijke autoriteit, zelfs haars ondanks, stem in het kapittel heeft." Het is in dit verband, dunkt mij, dat de filmkeuringsinstanties een moeilijke, een zeer bijzondere en een zeer verant woordelijke taak hebben. Het verdient hierbij voorts de aandacht, dat de Centrale Commissie voor de keuring van films in ons staatsrecht een enigermate merkwaardige plaats inneemt. Zij vervult immers krachtens de Bioscoopwet zelfstandig een rijksbestuur- lijke taak op het gebied van de handhaving van^de openbare orde en de goede zeden. Zij is rijksbestuursorgaan. Oud merkt in dit verband op: „Draagt de wet een bevoegdheid, die tot dusver aan de regering toekwam, op een ander over, dan houdt uiteraard de verantwoordelijkheid der regering voor de wijze van toepassing dier bevoegdheid op. Voor de beslissingen van de Bioscoopcommissie is de regering dan ook niet verantwoordelijk." Bovendien zijn door uit drukkelijke wetsbepalingen de beslissingen van de Centrale Commissie uitgezonderd van de beschikkingen, waarvan beroep bij de Kroon kan worden ingesteld op grond van de Wet Beroep Administratieve Beschikkingen. De Centrale Commissie neemt dan ook bij de vervulling van haar epineuze taak een volkomen zelfstandige plaats in zonder via de ministeriële verantwoordelijkheid een controle van het parlement en zonder via de mogelijk heid van beroep van haar beslissingen een controle van de Kroon. Ik acht dit volkomen juist. Het oordeel over de goede zeden leent zich immers moeilijk voor een door verstandelijke redeneringen omringde objectivering, die ongetwijfeld van een ministeriële verantwoordelijkheid en een controle van de Kroon het gevolg zou moeten zijn. Het komt mij voor, dat een intuïtief oordeel, gestoeld op zeer langdurige ervaring met deze materie, voor een wijze beslissing in dezen als van meer doorslaggevende betekenis moet worden beschouwd. Het lijkt mij overigens wel mogelijk, dat het wenselijk zou blijken de beroepsmogelijkheden binnen de Centrale Com missie zelf nader te bezien, bij voorbeeld in verband met de wenselijkheid om de verantwoordelijkheid van degenen, die met de filmkeuring zijn belast, een zo breed mogelijk draagvlak te geven. Ik neem aan, dat ook dit punt naast de vele door Uwe Excellentie genoemde een onderwerp van bespreking in deze commissie zal moeten vormen. Excellentie, in hetgeen ik gezegd heb, heb ik slechts enkele onderwerpen willen aanstippen, zonder ook maar op enigerlei wijze op een oordeel vooruit te lopen. De oordeelvorming zal de taak zijn van onze commissie. U hebt haar een zeer moeilijke opdracht gegeven, die echter ook zo boeiend is, dat onze commissie haar met graagte heeft aanvaard." Opname uit de film „De Karper", vervaardigd door Brosens Film in opdracht van de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij. De film geeft een volledig beeld van de werkzaamheden in het viskweekbedrijf te Valkenswaard.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1966 | | pagina 14