Beschikking minimuminkomen 1967 BIOSCOOPRECLAME Het acquireren van opdrachten voor de vertoning van reclame op de bioscoopdoeken, vooral van reclamefilms, heeft de laatste jaren met tegenwind te kampen. De dalende bezoekcijfers zijn hieraan uiteraard niet vreemd. Ook de televi sie, als nieuw reclamemedium, heeft invloed uitgeoefend, zij het dat het verschuiven van de startdatum der televisie reclame nivellerend heeft gewerkt. De bedrijfsorganisatie van de bureaux op het gebied van de exploitatie van het medium bioscoopreclame, de Neder- landsche Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploitanten, heeft zich intensief met deze problemen bezig gehouden. Zij heeft voor het vraagstuk der vertoningsprijzen een oplossing voorgesteld, die aan de grieven van de opdrachtgevers elke grondslag ontneemt. Over de uitvoerbaarheid van dit denkbeeld is met alle belanghebbenden uitvoerig overleg gaande. Daarnaast heeft de Vereeniging het bureau Veldkamp/Marktonderzoek opdracht gegeven een onderzoek naar de structuur van het Nederlandse bioscooppubliek in te stellen. Bij het onderzoek waren 89 bioscopen in 25 gemeenten verspreid over het gehele land betrokken. In de bioscopen, vóór de aanvang der voorstellingen, zijn in totaal 3192 bezoekers ondervraagd. Op verzoek van het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond waren in de vragen lijst ook enkele vragen ingelast, die onder andere gericht waren op het verkrijgen van inzicht in de beweegredenen tot bioscoopbezoek. Het door Veldkamp/Marktonderzoek uitgebrachte rapport bevat een hele reeks gegevens, die niet alleen voor de men sen van de reclamewereld van belang zijn, maar zeker ook voor een ieder, die betrokken is bij het film- en bioscoop bedrijf. Het rapport stelt bijvoorbeeld vast, dat 71 van het bioscooppubliek tot het mannelijk geslacht behoort en dat 54 van het bioscooppubliek gevormd wordt door de leeftijdsgroep van 18 tot en met 25 jaar. Het Hoofdbestuur heeft een belangrijke bijdrage in de kosten van het onderzoek verleend en besloten een exemplaar van het rapport aan ieder Bondslid toe te zenden. In een conferentie met de reclamevakpers hebben de heren H. W. Hagenberg en G. F. Turèl, respectievelijk secretaris en bestuurslid van de Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploitanten, de nodige informaties over het onderzoek en de resultaten verstrekt. Zowel de „Revue der Reclame" als „Ariadne" hebben daarover uitvoerig verslag uitgebracht, waarbij de waarde van het rapport en de daarin voorkomende gegevens zijn onderstreept. Om de verkoop der bioscoopreclame te stimuleren heeft de Vereeniging besloten in de beide reclamevakbladen met tussenpauzen van twee weken drie advertenties van twee pagina's te plaatsen, gebaseerd op de belangrijkste gege vens van het rapport van Veldkamp/Martonderzoek. In het juni/juli 1966-nummer (250) in dit orgaan hebben wij melding gemaakt van de beschikking van het College van Rijksbemiddelaars van 30 maart 1966 betreffende het minimum-inkomen van ƒ120,per week of 520,per maand voor mannelijke werknemers en voor volwaardige vrouwelijke werknemers, die in een onderneming onder gelijke omstandigheden dezelfde arbeid plegen te verrichten als mannen, indien zij in volledige dienstbetrekking gedurende de normale arbeidsduur werkzaam zijn en zij de leeftijd van 25 jaar hebben bereikt. Bij beschikking van het College van Rijksbemiddelaars van 7 februari j.l. (Ned. Staatscourant no. 28 van 7 februari 1967) wordt vanaf 1 janrai 1967 het verplichte minimuminkomen verhoogd tot 126,per week of ƒ546,per maand en vanaf 1 juli 1967 tot ƒ128,per week respectievelijk ƒ554,70 per maand. Overigens zijn de bepalingen van de nieuwe beschikking gelijk aan die van het vorig jaar. Nog steeds zijn wij van mening, dat er in het bioscoopbedrijf geen mannelijke werknemers zijn, die onder gelijke omstandigheden dezelfde arbeid verrichten als cassières, ouvreuses, garderobejuffrouwen en werksters. Het nieuwe minimumloon (van januari j.l. af 126,van 1 juli a.s. af 128,per week is van toepassing op al het onder de collectieve arbeidsovereenkomst ressorterend mannelijk personeel van 23 jaar en ouder, uiteraard voorzover ten minste 40 uur per week in de bioscoop werkzaam en het loon (voor de operateurs met diplomatoeslag verhoogd) in de CA.O. onder deze bedragen valt. De nieuwe beschikking is ook van toepassing op het personeel van de filmverhuurkantoren, de filmproduktiezaken en de filmfabrieken. Wij nemen aan, dat er bij deze ondernemingen vrouwelijke werknemers in dienst zijn, die onder gelijke omstandigheden dezelfde arbeid als mannen plegen te verrichten en wel gedurende de normale arbeidsduur. Aan de werkneemsters, voorzover zij 25 jaar of ouder zijn, zal derhalve met ingang van het loontijdvak, waarin 1 ja nuari j.l. viel, het bruto loon, voor het geval dit minder bedraagt, moeten worden aangevuld tot ƒ126,per week of als het over maandloon gaat tot ƒ546,per maand. Deze bedragen worden vanaf 1 juli a.s. verhoogd tot ƒ128, per week respectievelijk ƒ554,70 per maand. 18

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1967 | | pagina 18