BELGISCH-NEDERLANDS FILMOVERLEG Studiecentrum voor de Europese Film "Filmcrisis is in feite een verandering van de structuur" Dezer dagen heeft in Antwerpen onder voorzitterschap van de directeur-generaal van het Belgische ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur een colloquium plaats gevonden tussen vertegenwoordigers van de Nederlandse en Belgische overheid. In dit colloquium stond de bevorde ring van de wederzijdse belangstelling voor de Belgische en Nederlandse film en de onderlinge verspreiding daarvan centraal. Dit gesprek, waaraan ook door vertegenwoordigers van het Nederlandse bioscoopbedrijf werd deelgenomen, moet worden gezien als een poging de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen te verwezenlijken en te institu tionaliseren. De studiedag werd besloten met het vertonen van een zestal korte Nederlandse films die door een 500-tal Vlaamse jongeren met een geestdriftig applaus werden ontvangen. Buiten vertegenwoordigers van de Nederlandse en Zuid- Afrikaanse ambassades in Brussel en de voorzitter van de Hoge Raad voor de Nederlandstalige Filmcultuur waren van Nederlandse zijde aanwezig: Dr J. Hulsker, directeur- generaal van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, de heer G. J. van der Molen, hoofd van het bureau Film van dit ministerie, de heer S. J. van Nooten van de Rijks Voorlichtings Dienst, Mr P. A. Meerburg, directeur van verscheidene Nederlandse bio scoopondernemingen en de heer J. G. J. Bosman, directeur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond. Het ligt in de bedoeling dat de besprekingen tijdens de a.s. Filmweek Arnhem worden voortgezet. Als uitvloeisel van de in november 1964 op initiatief van de E.E.G. gehouden studiedagen over de Europese film is onder auspiciën van de Pers- en Informatiedien sten van de Europese Gemeenschappen, in Brussel een studiecentrum voor Europese films gevormd. Op uitnodi ging van deze diensten is een permanente commissie van experts, samengesteld uit de zes landen die het Verdrag van Rome hebben ondertekend, in Brussel samengekomen. Deze experts hebben de opdracht ieder in hun eigen land een nationaal studiecentrum van filmdeskundigen te vestigen. Voor Nederland bestaat dit centrum voorlopig uit de heren J. Dudok van Heel, directeur van de N.V. Cinecentrum, Ch. Huguenot van der Linden, filmkunste naar en vice-voorzitter van de Nederlandse Beroepsvereni ging van Filmers, C. Kruger, directeur van de Stichting „Film en leugd", G. J. van der Molen, hoofd van het bureau Film van de afdeling Kunsten van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, Dr J. M. L. Peters, directeur van de Stichting Nederlands Film instituut en Nederlandse Filmacademie en de heer J. G. J. Bosman, directeur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond. Krachtens de statuten werken de medewerkers van dit studiecentrum slechts mee a titre personnel. Zij vertegen woordigen dus geen organisatie of instelling. De doelstel lingen van het Centre d'Etude du Cinéma Europeen (C.E.C.E.) komen hierop neer dat men door de film een beter onderling begrip en een betere samenwerking tussen de volkeren van Europa wil bewerkstelligen. Dit zou kun nen worden bereikt door de onderlinge verspreiding van korte films en van hoofdfilms te intensiveren maar vooral door de initiatieven op het gebied van produktie en co-pro- duktie aan te moedigen en te coördineren. Het studiecentrum richt in het bijzonder zijn blik op de exportmogelijkheden buiten het E.E.G.-verband. Men heeft tot taak een nationaal studiecentrum te stichten en moge lijkheden te scheppen tot overleg en samenwerking tussen organisaties op het gebied van het film- en het bioscoopbe drijf, de culturele milieu's en de nationale en Europese overheidsinstellingen aan wie de zorg voor de culturele en economische belangenbehartiging is toevertrouwd. Het comité van experts, dat thans is samengesteld, zal bestaan uit de heren Claude Degand, hoofd van de docu mentatiedienst van het Centre National de la Cinémato- graphie Francaise (voor Frankrijk), Edmund Luft, film criticus en lid van de jury voor de Bundespramien (voor Duitsland), J. Cl. Batz, verbonden aan de Vrije Universiteit van Brussel en secretaris-generaal van het permanente Comité van de Experts uit het Europese filmbedrijf (voor België en Luxemburg), Enrico Giannelli, secretaris van de Italiaanse organisatie van filmproducenten (voor Italië) en de heer J. G. J. Bosman, directeur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond (voor Nederland). Na enige voorbereidende vergaderingen van de commissie van experts van het C.E.C.E. (Centre d'Etude de Cinéma Europeen) is op 15 en 16 december van het afgelopen jaar in het E.E.G.-gebouw aan de Avenue Cor- temberg in Brussel door de gezamenlijke studiecentra een bijeenkomst belegd. Op deze bijeenkomst werd eveneens het woord gevoerd door de Franse oud-minister Terrenoire, lid van het parlement van Straatsburg en ex-president van de Commissie van Cultuur en Wetenschappelijk Onderzoek van het Parlement, de heer J. Rabier, directeur van de Pers en Informatiedienst van de E.E.G., de heer R. Dumont du Voitel, chef van de afdeling Bioscoop-Radio- Televisie van de Pers en Informatiedienst en de heer J. Cl. Batz, secretaris-generaal van het permanente Comité van Experts uit het Europese filmbedrijf. De bijeenkomst werd ook bijgewoond door een waarnemer uit de Engelse film industrie. Tijdens de vergadering werd rapport uitgebracht door de heer Cl. Degand, over de problemen van de Europese coördinatie der statistische gegevens en de algemene docu mentatie op het gebied van de cinematografie: de heer E. Giannelli, over de economische situatie van het filmbe-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1967 | | pagina 5