drijf in Europa en over het zoeken van geschikte oplossingen om zijn moeilijkheden te verhelpen; de heer E. Luft, over het onderwerp „Film en Europees Geweten"; de heer J. G. J. Bosman, over de problemen van de verspreiding van Europese cinematografische werken binnen en buiten het gebied van de Europese Gemeenschap en over de culturele en financiële autonomie van het Europese filmbedrijf in het kader van de commerciële distributie. Na een uiteenzetting over de commercialisatie en de ont wikkeling van de distributie van het filmpakket zei de heer Bosman: „Het Europese filmbedrijf heeft zich onvoldoende aange past zowel aan de economische wetten waaraan het onder hevig is als aan de structuurverandering die onmiskenbaar is. Het gezamenlijke bezoekcijfer in de E.E.G.-landen liep in tien jaar terug met bijna een miljard, dat is ongeveer 40% De ontvangsten vertoonden, wanneer men de algehele prijs index incalculeert, een teruggang van 20%. Hoewel ons inwonertal dat van Amerika evenaart bedraagt de omzet amper de helft." De heer Bosman wilde niet voorbij gaan aan de voordelen van het enorme taalgebied waarover de Angelsaksische wereld beschikt en de omstandigheid dat de economische eenheid, die nu in Europa wordt opge bouwd, aan de overzijde een historisch gegeven is. Van de andere kant, zo meende de heer Bosman, mag men niet te veel waarde hechten aan de eenheid van het taalgebied. Hij gaf de volgende verklaring voor het feit dat de Verenig de Staten wel een exportpositie op filmgebied konden op bouwen en de Engelse (met hun Commonwealth) niet, en het feit dat de penetratie van de Verenigde Staten in Enge land een nog grotere omvang konden aannemen dan in het verenigd Europa. „Dit komt", aldus de heer Bosman, „omdat het filmbedrijf in Amerika meer dan waar ook ter wereld is geïndustria liseerd. Dit heeft geleid tot de bekende concentraties in produkties, distributie en vertoning. De amortisatienood- zaak door de zuiver commerciële financiering deed aan stonds de behoefte ontstaan aan een omzetvergroting door een rationele distributie binnenslands en voor zover het potentieel van het eigen land niet toereikend was eveneens door omzet uit derde landen. De concentratie in het be schikbare distributieapparaat heeft deze export vergemak kelijkt. Het is een wereldomspannend net geworden dat over een ervaring van haast een halve eeuw beschikt en dat na de tweede wereldoorlog door de restricties in Europa en elders zich bedient van een overkoepelend coördinerend apparaat, dat als exportorganisatie optreedt". De verdeeldheid van Europa, zo vervolgde de Bonds-directeur, de invoer- of vertoningsrestricties en het gebrek aan enig commercieel evenwicht hebben het Amerikaanse kapitaal in de kaart gespeeld en de beperkingen van de Europese markt ver groot. Door de deviezenbehoefte, door fiscale en kosten factoren, lag de weg voor produktie in Europa open. Door een economische ruggesteun van Amerika hebben sommige Europese producenten een ongedachte verspreiding gekregen van hun materiaal. „Deze ontwikkeling is echter niet zonder gevaar", aldus de heer Bosman. „De financiële basis die de shipping van het Amerikaanse Europese produkt schraagt, kan regulerend werken ten opzichte van het Europese produktie-apparaat als geheel met alle gevolgen voor onze filmautonomie en de Europese uitstraling in dit belangrijke onderdeel van ons creatief vermogen. Deze mogelijkheid wordt nog vergroot nu zich eveneens een kolossale teleproduktie aan het ont wikkelen is.' De heer Bosman durfde geen antwoord te geven op de vraag of nu door het ontwikkelen van het Europees samengaan, in het bijzonder in E.E.G.-verband, de positie van de Europese filmmarkt verbeterd kan worden. „Men komt er niet met een voortdurende proclamatie van een soort noodtoestand. Men moet onderkennen waaraan het schort. Wat men als crisis aanduidt is in feite een structuurverandering waaraan het individualisme en parti cularisme van de Europese filmwereld zich maar moeilijk aanpast". De heer Bosman wees erop dat een aanpassings proces zich snel zal moeten voltrekken; in de bioscoop wereld is het reeds gaande. Een recessie in de eerstkomende jaren van 30 tot 40% van het bioscooppark, zal een sane rend effect hebben. Het zou een uitgangspunt kunnen worden voor de vernieuwingstendenzen die nodig zijn om de komende generaties op te vangen. Het bioscooppubliek bestaat immers voor 70% uit de jongste generatie. „De Europese distributie van films is bovendien zodanig versnipperd dat zij dus goed toe is aan volledige reorgani satie. Een meer rationele distributie via een bundeling van belangen met een redelijke invloed van producenten zal de credietmogelijkheden doen toenemen, de verkoop van het Europese produkt 'stimuleren en de concurrentiepositie tegenover de import van derde landen versterken. Aan een vermindering van produktie valt wil men concurreren niet te ontkomen. Het is nu juist ten aanzien van de planning en distributie", zo vervolgde de heer Bosman, „dat de E.E.G.-ontwikkeling zegenrijk zou kunnen werken. De betrokken bedrijfsorganisaties kunnen de weg wijzen, advi seren en bemiddeling verlenen. De vooraanstaande produ centen die elkaar regelmatig vinden via co-produkties in bi- of multilateraal verband, zullen het aantal films moeten reduceren. Een economisch verantwoorde distributie zal in staat zijn de noodzakelijke garanties op tafel te brengen. De heer Bosman keerde zich tegen nationale quoteringen en restricties ten opzichte van de onderlinge produkties. De films van de lid-staten zijn immers niet elkanders concur renten, maar vullen elkaar aan. Gezamenlijk kunnen zij concurrent zijn van wat in de E.E.G. wordt geïmporteerd". De heer Bosman vroeg zich echter eveneens af of men het moet zoeken in beschermende maatregelen ten opzichte van derde landen. „Wanneer men enerzijds pleit voor de film als cultuurgoed dient men anderzijds niet via economische argumenten de vrije verspreiding van dit goed te belemmeren, daargelaten of de gehele internationale ontwikkeling zich niet tegen zulke beperkingen verzet. Een bundeling van krachten in het Europese filmkader, met krachtige economische steun zal zulke barrières niet nodig hebben. Zij zal een aanzienlijke vergroting van de werfkracht van het Europese produkt te zien geven, met grotere afzet in Europa en een artistieke en creatieve ontwikkeling, die dank zij ruimere armslag en dank zij de inventiviteit van onze kunstenaars, technici en producenten ruimte zal laten voor het experiment. Zij zal vooral de deseuropeanisering door de invloed van derde landen kunnen tegengaan en door het voortdurend samen gaan van de nationaliteiten een grote mentale Europabrug slaan, waarover wij in de komende kwart eeuw tot elkaar zullen moeten komen. Het zou wel eens kunnen zijn dat een goed georganiseerde, financieel hechte filmproduktie de auctor gaat worden van een nieuwe mentaliteit, die uitermate dienstig is aan de idealen welke de scheppers van het Verdrag van Rome en van de Raad van Europa zich hebben voorgesteld. De streamlining van de produktie en distributie zal tevens tot consequentie hebben een coördi natie van de exportorganisatie waardoor al dan niet in samenwerking buiten E.E.G.-verband het Europese aandeel in de wereldfilmmarkt kan worden versterkt. De heer Bosman zei zich te willen aansluiten bij de resoluties van de vorige studiebijeenkomst die de vestiging van een Uni-Europa hebben bepleit ter bevordering van de

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1967 | | pagina 6