DE MINISTER, DE STAATSPRIJS EN DE KRITIEK \7ijftien in Arnhem aanwezige film critici zonden op woensdag 14 juni een protesttelegram aan de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, mej. dr. M. A. M. Klompé, nadat zij de persvoor stelling hadden bijgewoond van „Cor- sow", de met de Staatsprijs Filmkunst 1967 bekroonde korte kleurenfilm van Peter Creuzberg. In het telegram zeiden de critici dat zij met verwondering kennis genomen hadden van het besluit van de minis ter om de Staatsprijs 1967 aan de film „Corsow" toe te kennen. De film journalisten zeiden het onbegrijpelijk te achten dat deze film, die zo weinig representatief is voor wat op dit tijd stip mede door het stimulerende werk van het ministerie in de korte Neder landse film leeft, als de beste uit twee jaar produktie kon worden be schouwd. Het telegram besluit als volgt: „Zij (de filmjournalisten), vrezen dat deze bekroning niet alleen het prestige van de Staatsprijs filmkunst schaadt; maar ook het vertrouwen van de filmers in het klimaat van de Nederlandse film zal ondermijnen". In haar toespraak, bij de uitreiking van de Staatsprijs Filmkunst 1967, op vrijdagavond 16 juni, in het Rem- brandttheater, zei de minister naar aanleiding van dit telegram: Ik heb het telegram zorgvuldig ge lezen. Daarom wil ik als eerst kant tekening stellen dat het mijn indruk is, dat men niet zonder meer deze speciale film heeft willen afvallen maar meer zijn verdriet heeft geuit over het gemis van andere catego rieën films, die niet een kans kregen. Ik heb daarnaast een tweede kant tekening. De tekst van het telegram zegt letterlijk „zij achten het onbe grijpelijk dat deze film, die zo weinig representatief is voor wat op dit tijd stip in de Nederlandse korte film leeft". Ik geloof dat het goed is nog eens even stil te staan bij de bedoeling van deze Staatsprijs. De jury heeft daar bij de opdracht om uit een aantal ingezonden films naar hun mening de beste te kiezen. Deze prijs is niet be doeld als aanmoediging van jonge talenten. Deze prijs heeft ook niet tot taak om een bepaalde stroming in de Nederlandse film aan te wijzen die representatief zou zijn. De jury moet zich beperken tot de keuze, naar wat hun mening het beste werk is bij de inzendingen (de ene stroming kan De minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, H.E. mej. dr. M. A. M. Klompé, reikt cineast Peter Creutzberg de bij de Staatsprijs 1967 behorende penning uit. ook wel eens beter vertegenwoordigd zijn dan de andere). De jury van dit jaar is het geheel eens geworden over de keuze. Het is duidelijk dat de cri tici het daarmee niet eens zijn. Ik vraag mij echter wel af of, wanneer zij samen om de tafel gingen zitten, zij tot een andere unanieme keuze zouden zijn gekomen. Het is het recht van de jury om aan te geven wat zij gezamenlijk als het beste werk beschouwen. Het is het recht van een aantal filmcritici om hun mening daar tegen over te stellen. Wij leven God zij dank in een vrij land. Hierna wendde minister Klompé zich tot de heer Creuzberg: „Uw bestaan als filmer heeft zich grotendeels bui ten het Europese Nederland afge speeld door uw werkzaamheden in Suriname en de Nederlandse Antil len. Vrij geregeld kregen wij resulta ten van uw werk te zien in het bio scoopjournaal van Polygoon, nu en dan ook met korte films als „Wij Surinamers"? „Te Aworo", „Oke Aki Antillas" en een „middellange" film als „Gevleugelde verovering". Ik wil echter ook graag een aspect van uw werk onder de aandacht bren gen dat minder tastbaar, of zo u wilt „zichtbaar" is dan een film, namelijk uw werk als docent, als coach en produktieorganisator van jonge Suri naamse en Antilliaanse filmers. Met behulp van de Sticusa heeft u in Suri name gewerkt aan de vorming van een filmgroep; toen die filmgroep vol wassen werd, op eigen benen kon staan en uw hulp dus niet meer no dig had, bent u begonnen hetzelfde te doen in de Antillen, en sinds het begin van dit jaar in Bogota, Colum- bia, daartoe aangetrokken door de afdeling Internationale Technische Hulp van het Ministerie van Buiten landse Zaken. Als oud-docente, zo vervolgde minis ter Klompé, heb ik graag dit aspect van uw werk hier willen noemen, vooral omdat het opleiden (tegen woordig spreken we dikwijls liever van begeleiden) van jongeren zo be langrijk en gelukkig vaak ook zulk een dankbaar werk is, zulks temeer omdat het medium film zulk een uit stekend middel is tot cultuurover dracht en cultuuruitwisseling. Men zegt wel eens dat kunstenaars, die zich op het docentschap toeleggen, inboeten aan creativiteit. Ik zal mij er niet over uitspreken in hoeverre dat in het algemeen het geval is, maar het feit, dat een jury van er kende deskundigen heeft voorgesteld de Staatsprijs 1967 aan u toe te ken nen bewijst wel, dat het in ieder ge val geen vuistregel is. In uw werk komt ook de koninkrijks- gedachte tot uiting en men mag het een gelukkige omstandigheid noemen, dat juist in deze dagen, waarin de culturele adviesraad voor het konink rijk bijeen is, die gedachte in de Vervolg op pag 72

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1967 | | pagina 19