Juryrapport Staatsprijs Filmkunst Juryrapport Zilveren Roos F^e Jury voor de Staatsprijs Filmkunst 1967 heeft zes en twintig fiims ter beoordeling aangeboden gekregen. Zij moet beginnen vast te stellen, dat het niveau van deze inzendingen als een geheel verblijdend was en van een veelsoortige werkzaamheid van de Ne derlandse filmers blijk gaf, die vaak tot uitstekende resultaten leidde. Vooral ook de grote verscheidenheid in artistiek be doelen en de scherpere manifestatie van filmper- soonlijkheden, is een verheugend blijk van zich uit breidende belangstelling van de filmers voor met het medium film te vatten facetten van het hen om ringende leven. Twee inzenders hebben uiteindelijk de uitvoerige discussies van de Jury bepaald: Peter Creutzberg met zijn film „Corsow" en Johan van der Keuken met „Herman Slobbe, blind kind 2" en „Een film voor Lucebert". Op de weg naar de van de Jury verlangde eenstem migheid kon worden vastgesteld, dat in beide ge vallen sprake is van een filmmaker die een volko men eigen weg bewandelt. In van der Keuken's werk vinden een diepe maatschappelijke bewogen heid en een politieke betrokkenheid op overtuigen de en vaak meeslepende manier vertolking, op een manier die de persoonlijkheid van de cineast in zijn tijd doelbewust exponeert. Hij is een onstuimig ta lent in ontwikkeling. In het geval van Peter Creutzberg heeft men te ma ken met een kunstenaar die bezeten is van het medium film en die doorgaans ver van Neder land en daarmee ver van wat er in de Nederlandse filmwereld omgaat als een eenzaam en avontuur lijk cineast met groot indringend vermogen zich een greep op zijn onderwerpen heeft veroverd en daar op een persoonlijke manier gestalte aan weet te geven. Het reglement van de Staatsprijs laat slechts het toekennnen van één prijs toe. Voor de keuze gesteld tussen de hoogreikende re gistratie van wat de mensen van zijn tijd beweegt, die het werk van van der Keuken zo interessant maakt en het meer eenvoudig gestructureerde, maar zeer diep in zijn onderwerp doordringende werk van Creutzberg, dat in zijn beste momenten een rijp en sterk evocerend vermogen kent, heeft de Jury na ampel beraad besloten deze laatste cineast voor te dragen voor de Staatsprijs 1967. Het „verhaal" van zijn film „Corsow" is bijzonder T\e Zilveren Roos, een onderscheiding van het Ne derlandse Bioscoopbedrijf voor wie zich bij zonder verdienstelijk heeft gemaakt op filmgebied, is in het verleden aan enige uitzonderlijke, maar onderling sterk verschillende filmmakers uitgereikt. Het eerste aan Jan Nemec voor zijn inzending naar Cinestud '60; vervolgens aan Fons Rademakers voor zijn film „Het mes" en daarna aan Ingmar Bergman en Charles Chaplin. De uiteenlopende verdiensten, die op deze manier met een zilveren roos werden gehonoreerd bij Nemec gold het een opmerkelijk debuut; bij Chaplin een leven in dienst van de film wijzen er al op, dat men de Zilveren onderscheiding niet aan een beperkte doel- selling heeft willen binden, zodat men er eigenlijk alle kanten mee uit kan, mits maar aan de voor waarde wordt voldaan, dat er belangrijke diensten aan de film zijn bewezen. Het behoeft dan ook geen verwondering te wek ken, dat de jury, die dit jaar werd aangewezen een candidaat voor de Zilveren Roos aan te wijzen, de opdracht kreeg haar keuze te richten op de catego rie camera-lieden. Een moeilijke, maar waardevolle opdracht, omdat het onderscheiden van een ver dienstelijk cameraman de erkenning inhoudt van een uiterst belangrijk element in een filmproductie en tegelijk de aandacht van het publiek vestigt op 3en nogal vergeten en verwaarloosd aspect van de film. Niettemin, wat het bioscooppubliek op het witte doek te zien krijgt, heeft rechtstreeks te maken met het werk van de cameraman, die immers de be doeling van de filmmaker in beelden omzet en zo de uiterlijke, de zichtbare kant van de film mede be paalt. Of hij zich daarbij een goed en zich dienst baar makend vakman toont, die gehoorzaam en exact op de aanwijzingen van de regisseur reageert, dan wel, dat hij een eigen creatieve inbreng heeft en een meer dominerende rol in het geheel speelt, zijn slechts twee mogelijkheden van samenwerking tussen filmer en cameraman, die in allerlei varianten kunnen voorkomen. Dat in dat laatste geval het werk van de cameraman mede de eindindruk van een film bepaalt en die als een prestatie apart in de herinne ring blijft voortleven, is niet te voorkomen. Niet voor niets zijn sommige namen uit deze categorie van creatieve cameramensen zelfs tot het publiek doorgedrongen, zodat de critiek speciaal vermeldt als bij een film Raoul Coutard, Sven Nijkvist, Borio Kaufman of Otto Heller achter de camera hebben gestaan. Bij de nederlandse speelfilm is het bijna traditie ge worden, dat het camerawerk de sterke kant van een vaak zwakke onderneming werd. De retrospectief van Nederlandse films uit de jaren dertig, die in deze

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1967 | | pagina 22