De jaarlijkse leden vergadering Bedrijvigheid In de Congreszaal van Hotel Krasnapolsky te Amsterdam vond op maandag, 24 april, de jaar lijkse ledenvergadering van de Nederlandsche Bio scoop-Bond plaats. Er bestond voor deze vergade ring grote belangstelling. Niet minder dan 292 zaken waren vertegenwoordigd. Er waren maar weinig stoelen onbezet gebleven, toen de Bondsvoorzitter, de heer Joh. Miedema uit Sneek, om kwart voor twee de vergadering opende. Nadat hij de aanwezigen had welkom geheten, waarbij de heer Miedema zich in het bijzonder richtte tot de ereleden, de heren L. Groen, G. J. Milius en C. van Willigen, stelde hij voor aan het erelid M. Desmet en aan de heer W. K. G. van Royen, de Vice-Voorzitter van de Afdeling Amsterdam, die wegens ziekte afwezig waren, telegrafisch een spoedig herstel toe te wensen. Dit voorstel werd bij acclamatie aan genomen. Daarna herdacht de Bondsvoorzitter degenen, die de Bond sedert de laatste bijeenkomst zijn ontvallen: de heer W. A, Maciean, eigenaar van Filmfabriek Holland te Amsterdam; de heer D. Bruin Sr., vennoot van de Firma D. Bruin en Zonen te Vlieland; de heer R. J. Mac Intyre, vennoot van de Firma Arfi te Badhoevedorp; de heer W. A. Grollenberg, directeur van de NV. Cefima te Amsterdam; de heer Ch. P. Buitink, directeur van Huize De Liefde te Amsterdam; de heer A. de Laat, voormalig exploitant van een reizende bioscoop; de heer A. G. van Tol, voormalig exploitant van Metropole-Palace te Den Haag; de heer S. den Hartog, voor malig bedrijfsdirecteur van de Schouwburg Bioscoop te Gouda; mevrouw J. M. Roos-Sely, voormalig directrice van Bioscoop Centraal te Krommenie; de heer S. Kok, exploi tant van een ras-bioscoop te Schagerbrug; de heer J. E. F. de Nijs, exploitant van een aantal bioscopen te Breda en Tilburg, mevrouw S. M. C. Bakker-Blansjaar, directrice van de N.V. Tivoli Bioscoop ten Den Helder en mevrouw P. van Os-Kuiper, leidster van het Victoria Theater te Hoorn. De Voorzitter memoreerde in het bijzonder de verdiensten van de heer De Nijs, die gedurende een lange reeks van jaren in vooraanstaande bestuursfuncties werkzaam is ge weest. Wij zijn hem hiervoor veel dank verschuldigd. Op verzoek van de Voorzitter nam de vergadering staande enige ogenblikken stilte in acht. Men kan onze Bond niet vergelijken met de gemiddelde be drijfsorganisatie, zo ging de heer Miedema verder, omdat het object van onze handel sterke maatschappelijke aspec ten heeft. Hoewel het film- en bioscoopbedrijf in het ge heel van de Nederlandse economie slechts weinig heeft te beduiden, is zijn maatschappelijke betekenis des te groter, een betekenis die nog wordt geaccentueerd, doordat de film tot overheidszorg is gemaakt. Aan de bestuurders van deze organisatie worden daardoor hoge eisen gesteld, doch niet alléén daardoor. Een uiterst beleidvol optreden is bovendien vereist om het evenwicht tussen de verschillende bedrijfs- groeperingen te bewaren, vooral in verband met de verti cale opbouw van de organisatie. Daarbij komt nog, dat voor een behoorlijke vervulling van het bestuurswerk de be heersing nodig is van de uitgebreide hoeveelheid reglemen ten en besluiten, alsook van andere maatregelen die in de loop der jaren tot stand zijn gekomen. De Voorzitter zei verder, dat de ongunstige ontwikkeling van het film- en bioscoopbedrijf onze positie totaal heeft gewijzigd. Vóór de oorlog was de bioscoop het voornaam ste medium in de amusementssector. Op een hele verre af stand kwamen dan toneel, concert en sport. Nu zijn wij door de naoorlogse ontwikkeling op het terrein van de sport, van het gemotoriseerde verkeer, van het toerisme en van het electronisch beeldbedrijf niet meer dan een scha kel in het grote ontspanningspatroon. Deze ontwikkeling heeft niet alleen het aantal bezoekers teruggedrongen, maar ook het aandeel in de bestedingen aan amusement. Het aantal bioscopen is in vergelijking met 1956, het jaar waar in de heer Miedema voor het eerst Voorzitter werd, met circa 40 teruggelopen. Weliswaar hebben de sluitingen zich in hoofdzaak beperkt tot de kleinere zaken, doch dit verlies gaat ons toch zeer aan het hart. Juist de kleine zaken im mers hebben in het verleden op vaak eenzame posten pio niersarbeid verricht en vervullen ook nu nog een belang rijke functie. Bovendien betreft het hier zaken van mensen die jarenlang lid zijn van de organisatie en als het ware met het bedrijf zijn grootgebracht. Dat ons bedrijf nog overeind staat en reilt en zeilt zoals het nu doet, is ongetwijfeld te danken aan het feit, dat wij niet, zoals in andere landen, na de oorlog een teveel aan bios copen hebben gevestigd. Hierdoor zijn wij in de achter ons liggende moeilijke jaren gespaard gebleven voor een enor-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1967 | | pagina 3