OVERWEGENDE:
beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond;
dat uit de door gedaagde overgelegde schriftelijke verklaring
van de Nederlandse Spoorwegen dd. 11 februari blijkt, dat de
te late aankomst van de film „Ik, een vrouw" aan een door
het personeel van de spoorwegen gemaakte fout moet worden
toegeschreven;
dat in artikel 19 van de Algemene Voorwaarden van Verhuur
en Huur van Films, onder welke voorwaarden ook de verhuur
van de onderhavige film aan gedaagde heeft plaats gehad, is
bepaald, dat de huurder niet aansprakelijk is voor niet prompte,
te late of verkeerde aflevering door de vervoerder, hetgeen in
artikel 7 van die voorwaarden eveneens is bepaald voor wat
betreft de verhuurder;
dat uit het vorenstaande volgt, dat gedaagde niet aansprakelijk
kan worden gesteld voor de schade ontstaan door de te late
aankomst bij het Camera Theater te Groningen van de film
„Ik, een vrouw" en dat derhalve eiseresses vordering ongegrond
moet worden geacht;
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJK
HEID:
ONTZEGT aan eiseres haar vordering met haar veroordeling
in de geschil kosten bedragende 50,
Aldus gewezen te Amsterdam op 5 juni 1967.
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJK
HEID:
VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk
bewijs van kwijting te betalen 1.144,01 (elf honderd vieren
veertig gulden 1/100 cent), alsmede in de arbitragekosten be
dragende 50,(vijftig gulden).
Aldus gewezen te Amsterdam op 5 juni 1967.
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Neder
landsche Bioscoop-Bond heeft het volgend
ARBITRAAL VONNIS
gewezen inzake:
N.V. NOVA FILM, gevestigd te AMSTERDAM en kantoor-
houdende aldaar aan de Hobbemastraat 20,
eiseres
contra
CROONENBERGS EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ VAN
BIOSCOPEN NV., gevestigd te HELMOND en kantoorhou-
dende aldaar aan de Markt 18,
gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Neder
landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage-
Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage
college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de
Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij request d.d. 21 maart 1967 een geschil contra
gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een af
schrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt
als hier te zijn ingelast;
dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar
zitting, gehouden op maandag 5 juni 1967 op het Bureau van
de Nederlandsche Bioscoop-Bond te Amsterdam;
dat aldaar is verschenen de heer J. de Wilde, directeur van
eiseres;
dat gedaagde niet is verschenen en evenmin de tegen hem in
gestelde vordering heeft tegengesproken of zich anderszins heeft
verweerd;
dat de heer De Wilde namens eiseres in hoofdzaak heeft ver
klaard, dat gedaagde ondanks herhaalde aanmaningen met de
betaling van de achterstallige filmhuur in gebreke is gebleven;
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond
en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het
Arbitrage Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-Bond
alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uitslui
ting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bonds
arbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder
havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als
arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger
beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond;
dat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Commissie
heeft gebracht en dat de ingestelde vordering aan arbiters niet
onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen met
gedaagdes veroordeling in de arbitragekosten, welke zijn bepaald
op 50,—;
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Neder
landsche Bioscoop-Bond heeft het volgend
ARBITRAAL VONNIS
gewezen inzake:
N.V. FILMVERHUURKANTOOR „NEDERLAND", gevestigd
te AMSTERDAM en kantoorhoudende aldaar aan de Hobbema
straat 20,
eiseres
contra
CROONENBERGS EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ VAN
BIOSCOPEN NV., gevestigd te HELMOND en kantoorhou
dende aldaar aan de Markt 18,
gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Neder
landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage-
Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage
college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de
Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij request d.d. 21 maart 1967 een geschil contra
gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een af
schrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt
als hier te zijn ingelast;
dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar
zitting, gehouden op maandag 5 juni 1967 op het Bureau van
de Nederlandsche Bioscoop-Bond te Amsterdam;
dat aldaar verschenen is de heer J. de Wilde, directeur van
eiseres;
dat gedaagde niet is verschenen en evenmin de tegen hem inge
stelde vordering heeft tegengesproken of zich anderszins heeft
verweerd;
dat de heer De Wilde namens eiseres in hoofdzaak heeft ver
klaard, dat gedaagde ondanks herhaalde aanmaningen met be
taling der achterstallige filmhuur in gebreke is gebleven;
dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond
en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het
Arbitrage Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met
uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de
Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder
havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als
arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger
beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond;
dat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Commissie
heeft gebracht en dat de ingestelde vordering aan arbiters niet
onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen met
gedaagdes veroordeling in de arbitragekosten, welke zijn bepaald
op 50,—;
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJK
HEID:
VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk
bewijs van kwijting te betalen 260,36 (tweehonderd zestig
gulden en 36/100 cent), alsmede in de arbitragekosten bedra
gende 50,(vijftig gulden).
Aldus gewezen te Amsterdam op 5 juni 1967.
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Neder
landsche Bioscoop-Bond heeft het volgend
ARBITRAAL VONNIS
gewezen inzake:
PARAMOUNT FILMS NV., gevestigd te AMSTERDAM en
kantoorhoudende aldaar aan de Hobbemastraat 20,
eiseres
contra