Financieel beheer
Productiefonds
Een aandachtig gehoor luistert naar de openingsrede van voorzitter Joh. Miedema V.l.n.r. de heer H. M,edemde heer P Merten.,
de heer M. Gerschtanowitz, de heer E. Alter, de heer C. Geerts, de heer C. Blad, de heer C. van üere de heer M. Peters, het ere
lid de heer G. J. Milius, de heer J. Miedema, mevrouw F. F. de Vries-Evenhuis, de heer H. Zondervan, de heer H. Holman, de heer
G. J. Milius Jr. en de heer G. Schepel.
vermakelijkheidsbelasting wel degelijk ter wille van de doc
trine wordt gehandhaafd. De Bondsdirecteur, de heer J. G.
J. Bosman, voegde hieraan toe dat het verslag doelt op de
doctrine, bij bepaalde departementale instanties, dat de ver
makelijkheidsbelasting een accijns is, welker heffing onder
worpen is aan gemeentelijke autonomie.
Bij het zoeken naar een oplossing voor ons lastenvraag-
stuk is het de grote moeilijkheid van de vorige Minister van
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk geweest, dat
men in Den Haag niet centraal wil regelen, wat alleen cen
traal te regelen is. Met budget hoeft met dit alles niets
uitstaande te hebben. Ten aanzien van de filmkeuring
neemt het Hoofdbestuur het standpunt in, dat een keuring
voor volwassenen uit de tijd is. Overigens ontkende de
Bondsdirecteur, dat het jaarverslag optimisme ten aanzien
van het bezoek aan de bioscoop zou inhouden. In het ver
slag is vermeld, dat het dieptepunt nog niet blijkt bereikt te
zijn.
Na deze discussie werd het jaarverslag over 1966 goedge
keurd met dank aan de Bondsdirecteur en zijn medewerkers
voor de samenstelling.
De Bondspenningmeester, de heer A. F. Wolff uit Utrecht,
gaf hierna een toelichting op de Rekening en Verantwoor
ding van het financieel beheer over 1966. Hij wees er onder
andere op, dat de uitgaven weliswaar met 0,9 zijn over
schreden, maar dat de inkomsten der begroting met circa
8 zijn te boven gegaan. Bij vergelijking met 1957 blijken
de lasten met 19 te zijn toegenomen. De kosten van het
levensonderhoud zijn volgens de cijfers van het Centraal
Bureau voor de Statistiek in dezelfde periode met 35 ge
stegen. In 1957 bestond het personeel van het Bondsbureau
uit 34 personen tegen 27 nu. Tegenover deze inkrimping
staat een toeneming van de werkzaamheden, zodat hier van
een belangrijke prestatie van het Bondsbureau sprake is.
Namens de Commissie van Rapporteurs, waarin mede zit
ting hadden de heren C. van Liere uit Goes en M. J. W.
Peters uit Venlo, bracht de heer Alter verslag uit over de
bevindingen van deze commissie met betrekking tot de Re
kening en Verantwoording en de Balans per 31 december
1966.
Nadat de Voorzitter de Commissie van Rapporteurs voor de
verrichte arbeid had bedankt, werd de Balans per 31 decem
ber 1966, sluitende met een bedrag van ƒ4.371.312,09 en
de Rekening en Verantwoording over het jaar 1966 slui
tende met een bedrag van in totaal ƒ842.954,18 zonder
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Aan de orde was hierna het contributievoorstel, onder an
dere inhoudende dat de contributie over het jaar 1967 voor
leden-filmfabrikanten en -filmproducenten tenminste 500,-
bedraagt. De heer P. H. Frankfurther te Amsterdam vond
de minimum contributie voor de leden-filmproducenten te
hoog. De Bondsvoorzitter verklaarde, dat dit bedrag gezien
de voordelen aan het lidmaatschap verbonden, zeker niet
te hoog is. Na nog een korte discussie werd het contributie-
voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Vervolgens kwam aan de orde een voorstel om het Hoofd
bestuur te machtigen ten eerste om gedurende 1967 uit het