Ledenraad
De Leidse Courant
Haarlems Dagblad
/^p maandag, 18 december is op het Bondsbureau een
vergadering van de Ledenraad gehouden, waarbij
aanwezig waren de beren J. G. J. Bosman, waarne
mend Voorzitter; E. Alter, S. B a r n s t ij n, C. J.
Blad, E. van Buren, W. F. Dubbeldeman,
R. A. H. H e r z e t, D. J. van Leen, H. Miedema,
M. J. W. P e t e r s, J. d e W i 1 d e, J. v a n W i 11 i ge n,
H. Zondervan, leden, alsmede H. W. Hagen-
b e r g, waarnemend Secretaris. Afwezig waren de heren
J. J. L. G i e 1 i s s e, C. J. v a n L i e r e en J. L. P a e r 1.
Filmvertoning
In zijn openingsrede heeft de Voorzitter onder andere een
overzicht gegeven van de voorgeschiedenis der door de
Regering aangekondigde afschaffing der vermakelijkheids-
belasting.
Overeenkomstig het voorstel van het Hoofdbestuur heeft de
Ledenraad vastgesteld een nieuw Bedrijfsbesluit terzake
van de Filmvertoning gelijkluidend met het op 28 november
1966 vastgestelde besluit van die naam met dien verstande,
dat de laatste zin van artikel 6 als volgt is gewijzigd: Het
besluit treedt in werking op 1 januari 1968 en is van kracht
tot 1 januari 1969.
Programmering
Verder heeft de Ledenraad op voorstel van het Hoofdbe
stuur besloten een nieuw bedrijfsbesluit inzake de Program
mering vast te stellen overeenkomstig de tekst van het
vigerende bedrijfsbesluit van die naam. Het nieuwe besluit
treedt in werking op 1 januari 1968.
Tenslotte kwam aan de orde het voorstel van het Hoofd
bestuur tot vaststelling van een nieuw Bedrijfsbesluit op de
Filmrapporten overeenkomstig de tekst van het op 28 no
vember 1966 vastgestelde besluit van die naam met dien
verstande, dat het nieuwe besluit in werking treedt op 5
januari 1968 en van kracht blijft tot 3 januari 1969.
Enige leden vestigden er de aandacht op, dat de naleving van
dit besluit nog veel te wensen overlaat.
Reclamefilms
Nadat de Voorzitter maatregelen van de Technische Com
missie ter verbetering van de naleving in het vooruitzicht
had gesteld, werd het voorstel van het Hoofdbestuur zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Bij de rondvraag is gesproken over de indeling van films
onder de categorie bedoeld in artikel 1, lid 2, 2e der Bio
scoopwet en de terugslag van de reclame in televisieuitzen
dingen op de hoeveelheid opdrachten om reclamefilms in
de bioscoop te vertonen.
soort „pot-vulling". Ofschoon reeds
enige tientallen jaren „de film" in
haar totaliteit zich heeft ontwikkeld
tot een autonome kunstvorm spreekt
de wetgever nog altijd van „vermake
lijkheid" en heeft haar gelijk gesteld
met soorten van amusement, die
zeker niet naast het fenomeen film
kunnen staan."
Het blad zegt verder o.a. „Niet ten
onrechte hebben bioscoopexploitanten
de landelijke en plaatselijke overheid
trachten duidelijk te maken, dat er
dikwijls sprake was en is van een
meten met twee maten: dat de ene
„vermakelijkheid" met subsidie on
dersteund wordt, terwijl de andere, in
dit velband de bioscoop, steeds zon
der enige steun heeft moeten draaien.
De omschrijving „vermakelijkheid"
en de heffing daarop heeft meer dan
één gemeente wel eens geleid tot het
nemen van beslissingen, die voor cine
ma's onbillijk uitvielen."
„Een goede beslissing" noemt De
Leidse Courant de beslissing van mi
nister Klompé. Het blad schrijft on
der meer: „Het ongezonde van deze
fiscale heffing is in vele gevallen, dat
de overheid later in de vorm van sub
sidie teruggeeft, wat de fiscus eerst
door een heffing op het bedrag van
entreegelden heft. Een omslachtige en
onzinnige weg die binnenkort te
recht afgesloten gaat worden. Dat
het meest concreet financieel soelaas
aan het filmbedrijf in het vooruitzicht
wordt gesteld over 14 maanden
is begrijpelijk, omdat het filmbedrijf
in Nederland de grootste financiële
zorgen kent en bij het overheidssub-
sidiebeleid niet als „moeders lieve
ling" behandeld werd".
Tot slot halen wij nog enige alinea's
aan uit het hoofdartikel dat het
Haarlems Dagblad op het ministeriële
voorstel liet volgen: „Men mag niet
verwachten dat de entreeprijzen zullen
worden verlaagd, want de meeste
bioscopen werkten de laatste jaren
met ernstige verliezen. Wel kan men
misschien hopen op kwaliteitsverbe
tering, zowel wat de accommodatie
der ruimten als wat het gebodene
betreft. In ieder geval komt deze
sector van vermakelijkheden nu in
een iets gunstiger positie te staan ten
opzichte van de concurrentie, met
name de televisie, die het verminder
de bioscoopbezoek voor een belang
rijk deel veroorzaakt heeft. Het is
nog een open vraag wat de bioscopen
met het geld zullen doen. Of liever,
óf er sprake zal zijn van een geza
menlijk gebruik ervan ten behoeve
van een algemeen doel. De Neder
landse bioscoopbond overweegt blijk
baar deze laatste mogelijkheid, die
ongetwijfeld efficiënter zou werken
tot verhoging van het algemeen peil
der filmexploitatie. Het lijkt echter
voorshands moeilijk om een zo sterk
gecoördineerd beleid te voeren in een
sector die toch in de eerste plaats
terecht een zakelijke inslag heeft en
waarin de bij particuliere bedrijven
gebruikelijke wet van „harde busi
ness" regeert".