Persconferentie bioscoopreclame
exploitanten
SLOT VERMAKELIJKHEIDSBELASTING
Na de door minister Klompé aangekondigde afschaffing
van de vermakelijkheidsbelasting per 1 januari 1969
hebben twee gemeenten besloten hierop niet te wachten
en deze bioscoopbelasting eerder af te schaffen of te
verlagen.
VLAARDINGEN
De gemeenteraad van Vlaardingen heeft, op voorstel
van het college van Burgemeester en Wethouders, be
sloten niet te wachten op de wettelijke afschaffing van
de vermakelijkheidsbelasting maar reeds per 1 januari
1968 deze belasting te doen verdwijnen. In hun zeer
uitvoerige toelichting bij het voorstel stellen Burgemees
ter en Wethouders dat zij het standpunt van de com
missie van financiën delen dat de opbrengst van de
vermakelijkheidsbelasting vorig jaar nog ruim
58.000, waarvan rond 20.000 uit de plaatselijke
bioscooptheaters vloeide als algemeen dekkingsmid
del van geen of zeer geringe betekenis voor de gemeente
is.
Voor onze leden de Firma N. en G. Mulder, exploitant
van het Luxor Theater, en Bioscoop Vreeburg NV.,
exploitant van de Stadsgehoorzaal te Vlaardingen be
tekent dit besluit dat de 20 procent bioscoopbelasting
op normale voorstellingen en de 10 procent belasting
op de artikel 1-films per 1 januari 1968 reeds tot het
verleden behoorde.
KAMPEN
Ook de gemeenteraad van Kampen besloot, vooruit
lopend op de toezegging van minister Klompé, de
vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstellingen nu
reeds sterk te verminderen. Op voorstel van Burgemees
ter en Wethouders, die daartoe een verzoek hadden ge
kregen van ons lid mevrouw P. Uitenbroek-Deutekom,
exploitante van het (enige) City Theater in deze plaats,
besloot de gemeenteraad de vermakelijkheidsbelasting
op normale bioscoopvoorstellingen van 20 procent naar
10 procent terug te brengen. Het tarief voor de artikel
1-films blijft op 10 procent gehandhaafd. Ook deze
verordening trad op 1 januari in werking.
Het elders in dit blad geplaatste overzicht van het complex
van maatregelen, dat de Vereeniging van Bioscoopreclame-
Exploitanten heeft genomen, teneinde het bioscoopreclame
bedrijf nieuwe impulsen te geven, is aanleiding geweest om
een persconferentie te beleggen met de redacties van de
bekende Nederlandse reclame-vakbladen „Ariadne" en
„Revue der Reclame".
Deze weekbladen, die door alle Nederlandse reclame-vak
mensen worden gelezen, waren vertegenwoordigd door de
heren R. Janssen, respectievelijk J. Budding. Ter conferentie
waren tevens als nauw geïnteresseerden aanwezig de heren
Mr. M. A. Wille, directeur van de Bond van Adverteerders
en de heer G. J. van den Brink, directeur van de Vereniging
voor Erkende Advertentiebureaux.
Het Bestuur der Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploi
tanten was vertegenwoordigd door de heren A. van Bloe-
mendaal, M. Samson, G. F. Turèl en H. W. Hagenberg,
secretaris.
Na gewezen te hebben op de voor het bioscoopreclamebedrijf
en de cliënten zo belangrijke gegevens in het rapport-Veld
kamp over de samenstelling van het bioscoopbezoekend
publiek, alsmede in het rapport „De onbekende macht"
over de bestedingen van de twieners, dat in opdracht van
het reclamebureau Prad door de Nederlandse Stichting
voor Statistiek is uitgebracht, gaf de heer Hagenberg een
samenvatting van de veranderingen, die zich binnenkort
zullen voltrekken in de exploitatie der bioscoopreclame.
Deze betreffen het nieuwe vertoningsprijzensysteem voor
reclamefilms, de verandering van de verzendwijze van re-
clamefilmcopieën, de uitbreiding van het maximum aantal
reclamefilms per programma en de mogelijke invoering van
trucdia's.
De uiteenzetting leidde tot vragen van de zijde der genodig
den, die volledig werden beantwoord door de bestuursdele-
gatie.
Uit de discussie bleek, dat de belangstelling van de aan
wezige reclame-vakmensen groot was en dat zij in het bij
zonder waardering hadden voor de koppeling van de ver-
toningsprijzen van reclamefilms aan de reële bezoekcijfers.
Een wens, die de Bond van Adverteerders nog eens na
drukkelijk onder de aandacht bracht in verband met de
mogelijk gemaakte uitbreiding van reclame in de bioscopen,
is de gescheiden vertoning van de reclame-onderdelen in
het voorprogramma. Deze Bond geeft de voorkeur aan ver
toning van de reclame-elementen, gescheiden door journaals,
trailers en eventueel ander bijwerk, omdat dit de attentie
waarde van de reclame zou verhogen.
Hoewel de mogelijkheid van gescheiden vertoning mede
afhangt van de vraag of er voldoende ander bijwerk be
schikbaar is, blijft ook het streven van de bioscoopreclame
ondernemers daarop gericht.