dat de Commissie uit de verklaringen van gedaagde gebleken
is, dat deze in de feitelijke onmogelijkheid verkeert op de ge
vorderde of een latere datum in de eerstkomende weken aan
eiseressen te leveren, omdat zij op dit moment de films nog
niet van de M.G.M, ontvangen heeft en overigens voor keuring,
titeling en dergelijke wel een tweetal weken nodig zijn;
dat dus thans reeds is te voorzien, dat gedaagde niet in staat
zal zijn haar leveringsverplichting ten opzichte van eiseressen,
voortvloeiende uit de contracten nrs. 6602 en 6604, tijdig na
te komen;
dat lid 2 van artikel 7 van het Bedrijfsreglement houdende Al
gemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films voorziet
in de gevallen, dat de verhuurder niet of niet tijdig levert, door
te bepalen, dat de verhuurder dan aan de huurder het gehele
bedrag van de auteursprijs moet betalen, onverminderd het
recht van de huurder tot het eisen van een schadevergoeding;
dat dus in de Algemene Voorwaarden, die zoals reglementair
bepaald, ook in de onderhavige contracten nrs. 6602 en 6604,
zijn geïncorporeerd en dientengevolge tussen partijen contractu
eel zijn overeengekomen, de gevolgen van niet of niet tijdige
levering zijn geregeld, hetgeen naar het oordeel van de Com
missie uitsluit dat de huurder, wiens recht tot het eisen van een
schadevergoeding met zoveel woorden mede in deze voor
waarden is opgenomen, daarnevens tegen de verhuurder, die op
het punt van de levering te zijnen opzichte in gebreke blijft, de
dwangsom zou kunnen aanwenden;
dat op grond van het vorenstaande de vordering van eiseressen
gegrond moet worden geacht voorzover deze van gedaagde
levering eisen uiterlijk op 2 augustus 1967 van de trailers en
uiterlijk op 10 augustus 1967 van de films „Dirty dozen" en „The
biggest bundie of them all" aan haar theaters te Amsterdam,
Rotterdam en Den Haag, doch niet voorzover deze van ge
daagde deze levering eisen op verbeurte van een dwangsom,
weshalve eiseressen haar vordering gedeeltelijk dient te worden
toegewezen en gedeeltelijk dient te worden ontzegd;
dat gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van de kos
ten dezer arbitrage, nu de vordering van eiseressen in de hoofd
zaak is toegewezen;
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJK
HEID:
VERKLAART dat eiseressen terecht van gedaagde op basis
van de filmverhuurcontracten nrs. 6602 en 6604 levering eisen
uiterlijk op 2 augustus 1967 van de trailers en het reclamema
teriaal, en uiterlijk op 10 augustus 1967 vóór de aanvang van
de eerste voorstelling van de copieën van de films „Dirty do
zen" en „The biggest bundie of them all" aan haar theaters
Cineac-Damrak te Amsterdam, Cineac-Beursgebouw te Rot
terdam en Rex Theater te Den Haag;
ONTZEGT aan eiseressen haar vordering tot veroordeling van
gedaagde op verbeurte van een dwangsom de trailers en de
films „Dirty dozen" en „The biggest bundie of them all" op de
data als voornoemd te leveren;
VEROORDEELT gedaagde tot betaling van de kosten van deze
arbitrage, bedragende 50.(vijftig gulden).
Aldus gewezen te Amsterdam op 2 augustus 1967.
De Gemengde Commissie van Geschillen van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond en d2 Nederlandsche Vereeniging van Bioscoop
reclame-Exploitanten heeft het volgend
ARBITRAAL VONNTS
gewezen inzake:
ACTIEFFILM N.V.. gevestigd te Groningen en kantoorhou-
c'ende aldaar aan het Hoornsediep 1,
verder te noemen eiseres
contra
N.V. GRONINGER BIOSCOOP THEATER „LUXOR", ge
vestigd te Groningen en kantoorhoudende aan de Herestraat
72-74 aldaar,
verder te noemen gedaagde
De Gemengde Commissie van Geschillen, volgens de Arbitrage-
Overeenkomst aangegaan tussen de Nederlandsche Bioscoop-
Bond en de Nederlandsche Vereeniging van Bioscoopreclame-
Exploitanten, benoemd en aangewezen als arbitragecollege voor
de beslechting van geschillen tussen leden van de Bond ener
zijds en leden van de Vereeniging anderzijds;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij request d.d. 7 september 1967 een geschil contra
gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een af
schrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt
als hier te zijn ingelast;
dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zit
ting gehouden op donderdag, 5 oktober 1967 op het Bureau van
de Nederlandsche Bioscoop-Bond, Jan Luykenstraat 2 te Am
sterdam;
dat aldaar verschenen is de heer A. van Bloemendaal, directeur
van eiseres;
dat gedaagde, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen
en evenmin de tegen haar ingestelde vordering heeft tegenge
sproken of zich anderszins heeft verweerd;
dat gedaagde weliswaar met een brief gedateerd 3 oktober 1967
(doch blijkens het poststempel op de envelop op 4 oktober ge
post) wegens afwezigheid van haar directeur en haar juridische
adviseur uitstel van behandeling heeft verzocht, maar dat deze
brief eerst in de loop van de ochtend van de 5e oktober op het
Bondsbureau is aangekomen en uitstel van de zitting niet meer
kon worden toegestaan;
dat de heer Van Bloemendaal namens eiseres in antwoord op
vragen van de Voorzitter en de andere leden der Commissie in
hoofdzaak heeft verklaard, dat het aantal meters te verwach
ten reclamefilm van minimaal 45 per week, gebaseerd is op de
resultaten in de afgelopen periode van twaalf maanden en de
reeds geplaatste vertoningsopdrachten voor de komende tijd;
dat hij ten bewijze daarvan de maandelijkse afrekeningen van
eiseres aan gedaagde ter inzage heeft verstrekt; dat eiseres vol
komen verrast werd door gedaagdes brief van 8 augustus 1967,
waarin werd medegedeeld, dat de exploitatie van het Luxor
Theater per 31 augustus 1967 zou worden gestaakt; dat er
voordien in het lopende jaar van de zijde van gedaagde op geen
enkele wijze aan eiseres te kennen is gegeven, dat de sluiting
van het Luxor Theater werd overwogen;
OVERWEGENDE:
dat eiseres lid is van de Nederlandsche Vereeniging van Bio
scoopreclame-Exploitanten en gedaagde lid is van de Neder
landsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge artikel 1 van de Ar
bitrage-Overeenkomst tussen de beide genoemde organisaties
alle geschillen tussen een of meer leden van de Bond enerzijds
en een of meer leden van de Vereeniging anderzijds met uit
sluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan arbi
trage, zoals die in die arbitrage-overeenkomst is geregeld;
dat dus de Gemengde Commissie van Geschillen bevoegd is
van het onderhavig geschil kennis te nemen en daarin uitspraak
te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor
hoger beroep bij de Gemengde Raad van Beroep van de Ne
derlandsche Bioscoop-Bond en de Nederlandsche Vereeniging
van Bioscoopreclame-Exploitanten;
dat gedaagde generlei verweer ter kennis van arbiters heeft
gebracht en dat de ingestelde vordering aan arbiters niet on
rechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat bovendien die vordering door de aan arbiters getoonde,
voornoemde bescheiden wordt gestaafd;
dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen, met
dien verstande, dat gedaagde aan eiseres heeft te vergoeden
een rente ad 6 's jaars over het gevorderde bedrag vanaf de
dag waarop dit vonnis is gewezen, namelijk 5 oktober 1967;
dat de arbitragekosten zijn bepaald op 50,
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJK
HEID:
VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk
bewijs van kwijting te betalen 8.238,12 (achtduizendtweehon-
derdachtendertig en 12/100 gulden) met de rente daarover ad
6 's jaars van 5 oktober 1967 tot de dag der voldoening,
alsmede in de arbitragekosten bedragende 50,
Aldus gewezen te Amsterdam op 5 oktober 1967
14Q