Een hoogst ernstige zaak
Twee passages uit de discussie over sex
Moeilijk
Als tolk
Geen schade
245
Tussen de publikaties over „de Sex-
film" valt een artikel op van dr. C. J.
B. J. Trimbos in de Nieuwe Linie. Hij
schrijft naar aanleiding van de pre
mière van ,,Jag ar Nyfiken" (Ik ben
nieuwsgierig) van Vilgot Sjöberg en
komt meteen op het onderwerp film
keuring:
„Als men bedenkt dat deze door
Bergmans leerling Vilgot Sjöman ge
maakte film bijvoorbeeld in Enge
land, Amerika en Noorwegen verbo
den is, in België na de eerste verto
ning door de procureur des konings in
beslag genomen is, in Frankrijk in
zeer gecoupeerde vorm vertoont
wordt en ook de Duitse versie meer
coupures vertoont dan de Nederland
se, dan getuigt dit van de niet geringe
tolerantie van onze huidige keurders,
die deze film toch maar voor open
bare vertoning hebben vrijgegeven.
Maar zo erg vlot is het nu ook weer
niet gegaan. Pas na de vierde keu
ring kwam de film erdoor, nadat bij
een eerdere keuring de regisseur Sjö
man zelf tevergeefs zijn produkt ver
dedigd had", aldus dr. Trimbos.
Dr. Trimbos zegt verderop:
„Het afkeuren van een film is een
hoogst ernstige zaak, die in feite een
diskwalificatie beoogt van de maker
en daarenboven belangrijke financiële
consequenties heeft voor producent
en importeur. Het keuren van films
is daarom zo'n moeilijke zaak omdat
het oordeel moet berusten op strikt
subjectieve opvattingen over zaken die
in onze samenleving voortdurend in
waardering veranderen."
Dr. Trimbos oppert:
„Wat is eigenlijk een immorele film?",
vraagt de psychiater zich af. „Men
zou kunnen zeggen dat dit slaat op
afgebeelde gedragingen die opvallend
afwijken van die der meerderheid; ze
den dus die niet overeenstemmen met
de publieke opvattingen. Men kan
een film in tweeërlei opzicht op im
moraliteit beoordelen. Eerstens gaat
het om de vraag naar de opzet van
een film. Daarnaast is er de niet min
der belangrijke vraag naar de al of
niet immorele uitwerking, het effect
van een film.
Hoe kan deze zogenaamde immorali
teit een rol spelen bij de opzet van een
film? Er zijn verschillende manieren
waarop beelden en situaties, die door
de meerderheid als immoreel worden
gekwalificeerd, getoond kunnen wor
den. De film kan registreren of in
formeren om te laten zien hoe immo
reel onze wereld ook wel eens is
(misdaadfilms of bijvoorbeeld Mondo
Cane). Het immorele kan geromanti
seerd en daardoor acceptabel gemaakt
worden. Daarvan zijn talrijke voor
beelden te geven: Flauberts Madame
Bovary, Tolstoi's Anna Karenina, Les
Amants of het onlangs uitgezonden
TV-spel „De lankmoedige minnaar",
een hoogst immoreel stuk, dat overi
gens (terecht) geen pen in beweging
heeft gezet.
De „immoraliteit" kan ook functio
neel gebruikt worden om eventueel
op moraliserende wijze iets anders
duidelijk te maken. Zo hanteren som
mige stukken van Strindberg de im
moraliteit om zijn vrouwenhaat te
spuien, Pinter stelt er de grenzeloze
liefdeloosheid mee aan de kaak en
Kolles film „Het wonder der liefde"
tracht er een deel van het naakttaboe
mee te doorbreken. Vooral Bergman
maakt graag een functioneel gebruik
van zogenaamde seksualiteit in de op
bouw van zijn drama's (Maagden
bron, De Grote Stilte).
Men kan ook misbruik maken van
immorele scènes om door ongewone
prikkels, sensaties of pikanterieën, die
dan onder een of andere moraliseren
de dekmantel gebracht worden de
nodige kassuccessen te behalen."
Dr. Trimbos gaat verder:
„De vraag naar het effect van een
film is vooral van belang voor de
filmkeurder die immers krachtens de
Bioscoopwet sedert 40 jaar op moet
treden ter bestrijding van de zedelijke
en maatschappelijke gevaren van de
bioscoop."
Dan gaat hij in op de oordeelsvor
ming:
„De keurders plegen zich echter
af te vragen of het effect aanstoot
gevend is dan wel de openbare zede
lijkheid aantast in de zin van zeden-
bederf. Waarschijnlijk wordt met dit
laatste bedoeld dat een film op kan
wekken tot ongewenste of excessieve
seksuele activiteiten, die afwijken van
officiële gedragspatronen. Aangezien
over deze vraag naar het effect vrij
wel geen wetenschappelijke, dat wil
zeggen objectieve gegevens bestaan, is
ieder oordeel over het effect dat een
film kan hebben subjectief, afhanke
lijk van de eigen reacties op een film
en van de kijk die men op zijn mede
mensen heeft.
De psychiatrische commissie die in
1966 de Deense regering adviseerde
over de (inmiddels gerealiseerde) af
schaffing van de antipornografie-wet
stelde vast dat „er geen enkel bewijs
voor bestaat dat obsceniteit schadelijk
is en wij betwijfelen dit dan ook". De
commissie die tot afschaffing van de
Deense filmcensuur adviseerde stelde
vast dat „voor volwassenen alle films
als onschadelijk moeten gelden tenzij
het tegendeel bewezen werd". „Er is
geen basis om aan te nemen dat de
afbeelding van seksuele relaties een
schadelijk effect heeft" en „Er is geen
reden om te menen dat jeugdcrimina
liteit teruggevoerd kan worden op
filmkijken".
Deze opvattingen zijn in overeen
stemming met de resultaten van het
grote Engelse onderzoek van Hilde
Himmelweit en die van het Ameri
kaanse van Schramm over de invloed
van TV-kijken op kinderen. Een scha
delijke invloed kon niet worden aan
getoond. De vraag naar het effect
van filmkijken moet dan ook voorals
nog onbeantwoord blijven. En toch
wordt een positief of negatief judi
cium door de keuringscommissie ge
geven, echter alleen op grond van
subjectieve opvattingen over dit mo
gelijke effect."
Tot zover dr. Trimbos die in het
overige van het artikel ingaat op de
merites van „Ik ben nieuwsgierig".
Een passage uit het slot willen wij
echter nog citeren:
„Nu de katholieke filmkeuring haar
censuurmacht kwijt is, is het wachten
verder op het advies van de commis
sie-Witte over mogelijke wijzigingen
in onze oude Bioscoopwet. Want het
blijft een wat merkwaardig verschijn
sel dat een vijf- of zestal respectabele
dames en heren samen in een klein
filmzaaltje uitmaken wat u en ik in de
bioscoop mogen zien, terwijl noch
TV-uitzendingen, noch theateropvoe
ringen, noch boek- of plaatwerken