HERSTRUCTURERING
MODERNE AANPAK
woord. Het Hoofdbestuur heeft ge
steld, dat nu eenmaal wie ook het
recht moet worden ontzegd voor de
burger uit te maken, wat hij zal mo
gen lezen of zien. Het gaat niet aan
de film in het geheel van de commu
nicatiemiddelen op exceptionele wijze
te behandelen. Het gaat daarbij niet
om het medium als zodanig, want de
visualisering is als een nieuwe dimen
sie aan de uitdrukking van gedachten
keuring heeft tot gevolg, dat de le
den een eigen verantwoordelijkheid
gaan dragen en daarbij stellig bepaal
de risico's zullen lopen. Wanneer wij
echter aanspraak maken op dezelfde
rechtsbehandeling als de overige com
municatiemiddelen, dan zullen wij
ook de plichten moeten aanvaarden.
Ten aanzien van de nakeuring heeft
het Hoofdbestuur zich op het stand
punt gesteld, dat zij in alle opzichten
als overleefd moet worden be
schouwd. Hoewel de Katholieke Film
centrale is opgeheven, is gebleken,
dat enige gemeenten in het zuiden
van het land de gemeentelijke nakeu-
ringsbevoegdheid nog steeds hanteren
T\e Voorzitter verklaarde er veel
waarde aan te hechten, dat het
Hoofdbestuur, ondanks de veelheid
van vraagstukken, waarmede het is
geconfronteerd, de leden over
eenkomstig zijn toezegging in de vo
rige jaarvergadering tijdig een project
tot structuurwijziging van de organi
satie heeft kunnen voorleggen. Hij
achtte het een memorabel feit, dat de
voorbereiding ener herstructurering
geheel volgens planning is verlopen.
Op 27 juni 1966 is de studiecommis
sie organisatiestructuur door het
Hoofdbestuur geïnstalleerd. Deze
commissie, bestaande uit de heren Mr
W. C. van Heuven, voorzitter, Mr
R. H. Dijkstra, Mr P. A. Meerburg,
H. Miedema, Mr H. B. F. J. A. Pe
ters, M. J. W. Peters, J. P. M. A.
Smulders, J. van Willigen en Drs. J.
Ph. Wolf f, heeft op 9 december 1966
haar advies aan het Hoofdbestuur uit
gebracht. Het Hoofdbestuur heeft dit
onmiddellijk in studie genomen en is
erin geslaagd de leden nog ein
de 1967 ontwerpen tot vaststelling
van gewijzigde Statuten, een nieuw
Algemeen Bondsreglement en nieuwe
afdelingsreglementen aan te bieden.
Spreker beschouwde het als een be
wijs van levensvatbaarheid van de or
ganisatie, dat, nu zij een mijlpaal in
haar geschiedenis heeft bereikt, een
aanpassing aan de veranderde tijds
omstandigheden plaatsvindt.
„Wanneer ik het heb over verander
de tijdsomstandigheden," zo vervolg
de de Voorzitter, „dan moet ik in de
eerste plaats signaleren, dat er in de
huidige maatschappij een veel grotere
behoefte aan contact en overleg be
staat en wel zodanig, dat niet de en
kele stem de doorslag geeft, maar dat
de besluitvorming een uitvloeisel is
van de samenwerking tussen maat
schappelijk gelijkwaardige groepen.
Mogelijk zal deze situatie tot gevolg
hebben, dat men op bepaalde ogen
blikken misschien wel eens minder
snel tot een besluit zal komen, doch
zij zal aan de andere kant het ont
staan bevorderen van meer begrip
voor eikaars wensen en noden."
De Voorzitter oordeelde het van het
grootste belang, dat ook in de Bond
een gesprek wordt bevorderd tenein
de aldus het gemeenschappelijk be
lang van de bedrijfsgenoten te behar
tigen en de vraagstukken, waarmede
het film- en bioscoopbedrijf wordt ge
confronteerd, ook wanneer straks
mogelijk de traditionele strijdobjecten
zijn verdwenen, zo goed mogelijk op
te lossen. In samenhang daarmede zal
het noodzakelijk zijn tal van zaken
aan een onderzoek te onderwerpen.
Hierbij kan ondermeer worden ge
dacht aan een onderzoek naar de mo
gelijkheden tot het behoud van klei
nere bioscopen en tot opvoering van
de bezoeksfrequentie tot het interna-
T\e steeds weer nieuwe stromen van
potentiële jeugdige bezoekers die
nen, aldus de heer Bosman, op ade
quate wijze te worden opgevangen.
De bedrijfsmethoden en de bedrijfs-
politiek dienen voortdurend aan de
gewijzigde omstandigheden te worden
aangepast, opdat wordt geappelleerd
aan het publiek van nu.
Het is een frappant verschijnsel, dat
de buitenlandse produktie in toene
mende mate op de jeugd wordt afge
stemd, hetgeen onder andere tot
uiting komt in het aantrekken van
jonge regisseurs en artiesten. De we
reld die op ons afkomt is een meer
gevormde en meer intellectualistische
wereld, welke een heel andere bena
dering vraagt dan die van twintig of
dertig jaar geleden en welke van de
bedrijfsgenoten grote maatschappelij
ke oriëntering eist.
en zich daarbij houden aan de advie
zen van een te den Haag gevestigd
bureau, hetwelk werkt „vanuit chris-
telijk-humanistisch zicht". Wij achten
dit het beste bewijs, dat men niet uit
gaat van een plaatselijke situatie,
maar van bepaalde inzichten die
daarmee niets uitstaande hebben,
een onwettig te oordelen correctie
derhalve op de uitspraken van de
Rijks Filmkeuring. Wij hebben de
schrapping van de gemeentelijke na-
keuringsbevoegdheid daarom als een
zaak van urgentie bestempeld.
tionale peil. Deze frequentie bedraagt
thans 40 a 50 minder dan die
van het buitenland. Bij het zoeken
van een oplossing terzake zal men
vooral rekening moeten houden met
het feit, dat het bioscoopbezoek voor
ongeveer de helft uit jongeren tussen
16 en 24 jaar bestaat, een categorie
die hoe langer hoe meer studeert en
deelneemt aan voortgezet onderwijs.
Daarnaast zal men moeten onderzoe
ken op welke wijze de grote groep
van de bevolking die wel naar de bio
scoop zou willen gaan, doch door
welke omstandigheid ook niet zo ver
komt, weer voor de bioscoop wordt
gewonnen. Een ander punt van on
derzoek zal bijvoorbeeld kunnen zijn
de problematiek rond de filmproduk-
tie, die in ons land niet zodanig van
de grond is gekomen, als men rede
lijkerwijs had mogen verwachten.
Het Hoofdbestuur is van mening, dat
de herindeling van de bedrijfsgenoten
die bioscopen exploiteren, de gelijk
berechtigdheid die in het nieuwe stel
sel aan de filmverhuurders wordt toe
gekend, de grotere integratie van de
filmproducenten en de piramidale op
bouw van de nieuwe organisatie de
mogelijkheden insluiten van een veel
sterker overleg, een veel sterkere uit
wisseling van gedachten, waarbij veel
meer wisselwerking mogelijk is van
uit de leden naar de top en omge
keerd.
Een moderne aanpak is onontbeerlijk.
Een aanpak die met name ook voor de
clamemethoden behoort te gelden.
De Voorzitter stelde nadrukkelijk, dat
hij zich niet in moraliserende zin wil
uitlaten over de wijze waarop sommi
gen menen hun films te moeten aan
dienen. Zij moeten zich echter reali
seren, dat, naargelang bijvoorbeeld
sexuele taboes over boord worden ge
gooid, het exhibitionisme van bepaal-
222