275 Het zijn de democratische opbouw van de bond (die telkens door reorga nisaties opnieuw werd gewaarborgd) en de arbitrale oplossing der geschillen (welke houvast gaf bij het opbouwen van een gezonde handelsmoraal), die de buitenlanders respect hebben afge dwongen. Beide fundamenten dragen de homogeniteit van opvattingen bin nen de organisatie, waar zonder heil loze strijdvragen elke vorm van sa menwerking in de kiem zouden heb ben gedood. De openbaarheid, waar het om het beslechten van geschillen gaat, de publicatie van vonnissen en de doel treffende ten uitvoerlegging, demon streerden de buitenstaander de ernst waarmede het film- en bioscoopbedrijf het begrip waardigheid heeft benaderd en verdedigd. e basis voor deze ver worvenheden is gelegd onder het eerste direc toraat, dat van de heer A. de Hoop (1925— 1940). Zijn beleid wordt door nog andere hoogtepunten gekenmerkt: de coördi natie van provinciale en plaatselijke afdelingen in de Afdelingsraad (1935) en de instelling van het wetgevende lichaam van de Bond, de Ledenraad (1939). Daarin kregen de bedrijfs groepen exploitanten enerzijds en anderszijds verhuurders, producenten en fabrikanten een paritaire verte genwoordiging. De raad nam een deel van de taken en rechtsbevoegdheden op zich van de ledenvergadering, het geen versoepeling van de besluitvor ming betekende. Een jaar na dit hoogtepunt brak de oorlog uit met fatale gevolgen voor het film- en bioscoopbedrijf. De aller ergste waren de lege plaatsen in de ledenlijsten. Tevelen dat de rouw ooit vergeten kan worden. De Bond als legale organisatie herrees na een on- derduikperiode onaangetast. Overkomelijk bleek de materiële scha de. De beide filmstudio's waren ver woest en geplunderd. Talrijke bio scooptheaters waren door de bezetter van alle apparatuur bestolen. Er waren kort na de oorlog veel te weinig films om geregelde vertoning voor het publiek mogelijk te maken. erwijl de organisatie de betrekkelijk weini gen, die de zijde der bezetters hadden ge kozen uit de gelederen verwijderde, stond men voor de taak een chaos het hoofd te bieden, die slechts indirect met film, maar alles met een gezond maken van het bedrijf te maken had. De distributie van het schaarse mate riaal kreeg bij gebrek aan regelmatig treinverkeer een eigen vervoersdienst, zodat elke bioscoop in het gehele land weer op tijd zijn films in huis kreeg. De Bond kreeg fiat van de regering zélf de deviezen te beheren, waardoor de inkoop uit het buitenland geleide lijk op gang kon komen. De rijksbureaus verschaften waar mo gelijk nieuwe apparatuur, onderdelen, koolspitsen en ook onbelicht materiaal waarmee de filmproduktie van de grond kon komen. Al deze problemen zonken echter in het niet bij de vrees dat de regering in Londen haar plannen met betrek king tot het film- en bioscoopbedrijf metterdaad waar zou maken. Men wilde n.1. het bedrijf afhankelijk stellen van een regeringsbureau, dat door het verlenen of weigeren van ver gunningen de gehele filmimport en -distributie mitsgaders de bioscoopex ploitatie zou controleren. et hoofdbestuur liet een krachtig veto ho ren over deze voor nemens. De filmver huurders vijf jaar verstoken geweest van nieuw materiaal en beroofd van hun filmbezit van voor de oorlog besloten het regeringsbureau te boycotten. Zij offerden het gemakkelijke gewin uit recettes van uitverkochte theaters het publiek had een ware filmhon- ger en vroegen geen vergunningen aan. Het filmbureau der geallieerde strijdkrachten, S.H.A.E.F., kon aldus maandenlang (tegen hoge percentages) films leveren aan de Nederlandse bio scopen, totdat de overheidsinstanties eindelijk inzagen, dat niet eeuwig durend een militair orgaan haar onuitvoerbare plannen kon helpen doorzetten. Het beruchte besluit E-84 verdween. Maar nauwelijks had men de ene slag boom opgetild of het Hoofdbestuur diende de organisatie te behoeden voor een andere aanval op de onafhanke lijkheid. en aantal leden verte genwoordigende de grote Amerikaanse kantoren verenigd in de MPEA traden uit de Bond op een ogen blik dat men veronderstelde dat het bedrijf grotendeels op het Ameri kaanse produkt was aangewezen. De leden schaarden zich toen als één man achter hun Hoofdbestuur en zet ten hun eigen politiek voort, door keus te maken uit Britse, Franse, Italiaanse, Skandinavische en Russische films en produkties van Amerikaanse onafhan- kelijken. De MPEA zag zich ten slotte genoopt te onderhandelen, kwam tot een akkoord en trad toe tot het lid maatschap, om dit later weer af te staan aan de Amerikaanse filiaalbe- drijven, die toen hun plaatsen van voor de oorlog weer innamen. Voor het publiek heeft deze strijd ze genrijke gevolgen gehad. Door zich verre te houden van eenzijdige vast legging op één produkt kreeg de Ne derlandse bioscoopwereld een schitte rend web van relaties in de wereld en stimulerende invloed mede op het Europese produkt. Zo werd ons land het unieke gebied, waar het beste en breedst geschakeerde filmprogramma wordt gevonden. Deels mede bereikt door de zorgvuldige ondertiteling van de films. De Bondsvoorwaarden garandeerden een plaats onder de zon aan elke pro ducent, ongeacht zijn land van her komst, mits hij een kwaliteitsfilm kon maken. De verhuurders hebben deze producen ten kunnen vinden, omdat het Neder landse publiek hun aanvaarden van een risico doorgaans graag heeft ge honoreerd met warme belangstelling. oen tien jaar geleden de vlag werd uitgesto ken voor het veertig jarig bestaan releveer de de bondsdirecteur J. G. J. Bosman twee kernpunten, waaruit de betekenis van de Bond oprijst: 1. „Wat men in ons land thans op publiekrechtelijk terrein langs wettelijke weg tracht te bereiken is hier in de loop der jaren orga nisch gegroeid." 2. „Het ontstaan van deze eenheid hangt ten nauwste samen met de moeilijke omstandigheden, waar in in ons land het film- en bio-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1968 | | pagina 14