v
_Het onvermakelijk verhaal
van een halve eeuw
vermakelijkheidsbelasting
„De vrijheidsstrijd van een melkkoe"
ijftig jaren Bondshistorie zijn even zovele jaren van
activiteit op het gebied van de vermakelijkheidsbelas
ting. Sterker nog, deze belasting was een van de factoren
die in 1918 de behoefte deed ontstaan aan samenbunde
ling van hen, die zich in ons land met de bioscoopexploi
tatie bezighielden.
De vraag ligt voor de hand, waarom de werkzaamheid
op fiscaal terrein bij uitstek en bij voortduring een be
lasting heeft gegolden welke niet het uitvloeisel is van
een stukje gelegenheidswetgeving, doch haar grondslag
vindt in een zo eerbiedwaardige wet als de Gemeente
wet, nota bene een van onze organieke wetten.
Wij mogen dan bijzondere waardering hebben voor de
staatsrechtelijke arbeid van een groot man als Thorbecke,
die de ontwerper was van de Gemeentewet van 1851,
doch onze waardering strekt zich zeker niet uit tot de
toepassing van de wet wat de vermakelijkheidsbelasting
betreft. Met name ten opzichte van de bioscopen heeft
deze toepassing zich steeds weer gekenmerkt door wille
keur en onbillijkheid.
Franse „erfenis"
Rampzalige percentages
288
T\e vermakelijkheidsbelasting vindt
haar oorsprong in het Droit des
pauvres, dat in 1809 tijdens de Fran
se overheersing in ons land werd in
gevoerd. De kleine categorie van be
ter gesitueerden, die destijds aan het
uitgaansleven deelnamen, moesten
daarbij een gering bedrag opbrengen
ten behoeve van de armen. Nadat de
Fransen ons land hadden verlaten,
werd dit armenrecht ingevolge Ko
ninklijk Besluit omgezet in een plaat
selijke vermakelijkheidsbelasting. Het
tarief van de vermakelijkheidsbelas
ting was aanvankelijk aan de lage
kant en bedroeg niet meer dan 5
Haar wettelijke basis werd, zoals ge
zegd, in 1851 gelegd.
In het licht van deze historische ach
tergrond is het paradoxaal te achten,
dat de vermakelijkheidsbelasting, in
haar oorsprong een heffing ten laste
van een vermogende klasse, door de
gemeenten tot een reële inkomsten
bron werd gemaakt, zodra het ver
maak voor de massa zich ging ont
wikkelen.
Nu was dat ook weer niet zo vreemd,
wanneer men denkt aan de weer
standen waarmede vooral het bio-
scoopvermaak gedurende de eerste
decennia had te kampen, weerstan
den in het bijzonder bij hen die het
hier destijds in de politiek voor het
"Dij de oprichting van de Bond in
1918 werd in een aantal gemeen
ten nog een vermakelijkheidsbelas
ting geheven van 5 overeenkom
stig het armengeld van weleer. Am
sterdam had het percentage echter al
tot 15 verhoogd en de andere ge
meenten gingen weldra op hetzelfde
tarief over. In 1919 was Groningen
de eerste gemeente die de vermake
lijkheidsbelasting tot 20 verhoog
de. Een jaar later, toen vele gemeen
ten inmiddels het voorbeeld van Gro
ningen hadden gevolgd, besloot de
Raad van Venlo de vermakelijkheids
belasting op te voeren tot 30
De nog maar juist opgerichte Bond
achtte daarmede de tijd gekomen om
de tendens tot voortdurende opvoe
ring van het belastingtarief een halt
toe te roepen. De gemeenten moch
ten dan wel stellen, dat de vermake
lijkheidsbelasting een verteringsbelas-