Veranderingen Discussiefilms Perspectief Singer-festijn 316 bijzonder de naam van Dr. J. M. L. Peters, de toenmalige direkteur van het instituut, thans hoogleraar te Leu ven, verbonden. Elders wordt nader op het werk van de Nederlandse Filmacademie ingegaan. Hier willen wij volstaan met de konstatering, dat de academie het Nederlands Filmin stituut een nieuw perspectief en een nieuwe relatie met de werkelijkheid van het filmen in Nederland gegeven heeft. rperwijl in het begin de smalfilm- verhuur op de voorgrond stond kunnen wij wel zeggen, dat op h;t ogenblik het bestaan van het Neder lands Filminstituut voor een groot ge deelte beheerst wordt door de film academie. Daarnaast is nog een ande re afdeling ontstaan: de afdeling filmstudie/filmvorming. In de naam ligt de taak van deze afdeling reeds opgesloten. Filmstudie en filmvor ming zijn in het filmkulturele werk een belangrijke rol gaan spelen. De erkenning van de film als een auto nome vorm van artistieke expres sie vormde een uitdaging tot weten schappelijke bestudering van het film medium. Hoewel wij op het ogenblik nog niet kunnen zeggen, dat filmstudie in de ze filmwetenschappelijke zin in Ne derland echt van de grond gekomen is, zijn toch een aantal aanknopings punten ontstaan. Het Nederlands Filminstituut heeft o.a. door de reeks Cinegrafia getracht, dit te stimule ren. Bij filmvorming gaat het om de oriën tatie ten aanzien van de film. De moderne film vraagt om een tot op zekere hoogte geschoold publiek, om kritische verwerking. De filmvorming probeert in deze richting te werken. Ontelbare lezingen en kursussen zijn er in de loop der jaren door mede werkers van het Nederlands Filmin stituut gehouden. In het werk van het instituut is dit aspekt een steeds gro tere rol gaan spelen. De aanpak is professioneler geworden. Docenten en oud-leerlingen van de filmacademie verlenen hun medewerking. Moderne diskussiemethoden worden toegepast. De hoeveelheid filmmate riaal, die voor dit specifieke werk beschikbaar is en die voor een be langrijk deel uit filmfragmenten be staat, is de laatste jaren sterk uitge breid. De thans in werking tredende mammoetwet schept de mogelijk heid van filmvorming op de scholen. In het kweekschoolonderwijs bestaat reeds geruime tijd belangstelling voor de filmvorming. O.a. kent dit onder- wijstype op het ogenblik de werkweek, die in een vormingscentrum wordt doorgebracht, waarbij dikwijls de film tot onderwerp gekozen wordt. Het spreekt vanzelf, dat het van het allergrootste belang is, dat de a.s. onderwijzers ten aanzien van de film een zekere oriëntatie krijgen. /"Vider invloed van de filmvorming heeft ook de smalfilmverhuur door het instituut gaandeweg een ver andering ondergaan. Vroeger waren het vooral verenigingen, die filmavon den organiseerden en die dan dik wijls om een gezellige ontspannings- film vroegen. Tegenwoordig zijn ten gevolge van de opkomst van de tele visie en ook wel in verband met de gestegen filmhuren dergelijke avon den minder frequent. Filmvoorstellin gen van onderwijsinstellingen en vor mingsinstituten zijn ervoor in de plaats gekomen. Natuurlijk wordt er nog wel naar ont- spanningsfilms gevraagd, maar de films, die op enigerlei wijze aanleiding tot diskussie geven, zijn toch cen traal komen te staan. Alleen maar de film vertonen, wat vroeger in vereni gingsverband gebruikelijk was, wordt niet meer als bevredigend ondervon den. Men wil de film als groepsme- dium gebruiken. Daar zit natuurlijk het gevaar in, dat de film tot kap stok van diskussies over alle moge lijke onderwerpen, die er niets mee te maken hebben, wordt gemaakt. Bij een goede aanpak van de diskussie kan dit echter vermeden worden en kan de film in onderwijs en vormings werk een belangrijke funktie vervul len. l^iet zonder enige afgunst kijken wij soms naar instellingen als het Britse en het Zweedse filminsti tuut. De Nederlandse neiging om iede re zaak niet door één maar door vier of vijf verschillende organisaties te laten behartigen komt de uitbouw van algemene, nationale instellingen niet te goede. Gelukkig is er op het ogenblik op een aantal samenle- vingsgebieden een tendentie om tot meer samenwerking te komen. Er bestaat goede hoop, dat het alsnog zal gelukken de idee van Prof. Van der Leeuw van een centraal, natio naal filminstituut te realiseren. Eén van de instellingen, die zich naast het Nederlandse Filminstituut hebben ontwikkeld, is de Stichting Filmcen trum in Hilversum. Deze stichting, die nauw verbonden is met de oecu menische beweging, heeft vooral ten aanzien van de filmvorming en de dis- kussiefilm veel aktiviteiten ontwik keld. Begin 1968 is nu een samenwerkings verband tussen het Nederlands Film instituut en de Stichting Filmcentrum tot stand gekomen, dat voorziet in een gezamenlijk optreden op tal van pun ten. Het Instituut Film en Jeugd was reeds eerder tot een zekere integratie met het Nederlands Filminstituut ge komen. Het bureau van Film en Jeugd is op het ogenblik in het ge bouw van het Nederlands Filminsti tuut aan de NZ. Voorburgwal geves tigd en ook wat betreft de perso neelsbezetting is men tot integratie overgegaan. Deze drie instellingen Filmcen trum, Film en Jeugd en Nederlands Filminstituut zullen nu hun werk zaamheden voor een groot gedeelte gezamenlijk gaan verrichten. Een al gehele fusie ligt vooralsnog niet in de bedoeling. De drie stichtingen hebben ieder hun eigen karakter en zullen dit ook bewaren. Alle doublures zullen echter worden opgeheven en overal, waar in de praktijk gemeenschappe lijke studie en gemeenschappelijke ak- tie mogelijk is, zullen deze ook onder nomen worden. De eerste tekenen van deze gezamenlijkheid zijn op het ogenblik al zichtbaar. ATan 4 tot 7 september j.1. is in de Singer-Concertzaal te Laren het Nationaal Filmfestijn gehouden, dat in het verleden alleen van de Stich ting Filmcentrum uitging maar waar in nu ook het Nederlands Filminsti tuut geparticipeerd heeft. De bedoe ling van deze manifestatie is om de nieuwe films van de filmdiensten der beide instellingen te presenteren aan de vertegenwoordigers van onderwijs instellingen, vormingsinstituten, enz. Door de samenwerking was het mo gelijk het Nationaal Filmfestijn van twee tot vier dagen uit te breiden en niet minder dan 16 speelfilms en 24 korte films te vertonen. Gedurende het filmfestijn kwam ook de nieuwe filmgids gereed, die nu in plaats van de afzonderlijke catalogi door de bei de filmdiensten wordt uitgegeven. De ze filmgids is van grote waarde voor de praktijk van het filmvormings- werk omdat hierin honderden speel films en korte films op een overzich- teliJKe wijze samengebracht zijn. Daar-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1968 | | pagina 53