Proloog voor detoekomst |-Jad men de Bondsvoorzitter vijftig jaar geleden gevraagd een .voorbericht" voor de komende jaren te schrijven, hoe ge brekkig had deze toekomstblik geleken, wanneer zijn prognose thans kon worden afgedrukt. Had hij ooit kunnen bevroeden, dat op die winterse februaridag van 1918 te Amsterdam de hoeksteen werd gelegd voor een bedrijfssamenwerking, welke geen ge lijke heeft in de wereldomspannende organisaties van het film- en bioscoopbedrijf. De voorzitter zou het niet hebben aangedurfd te voorspellen, dat met de jaren een driekanten fun dament van bioscoopexploitanten, filmverhuurders en filmprodu centen een privaatrechtelijk bouwwerk van samenwerking zou dragen, dat in 1968 in menig opzicht niet alleen de bewondering van onze bedrijfsgenoten over de landsgrenzen afdwingt, maar dat evenzeer het buitenland op het vlak van het organiseren heeft geïnspireerd. Hij had niet kunnen voorspellen, dat de saamgebundelde econo mische belangen als zodanig ook een belangrijke en actieve factor zouden worden in het culturele leven van ons land. In 1918 zou hij niet eens de ongelofelijke ontwikkeling van het medium film heb ben kunnen voorzien, noch was toen bij benadering te voorspellen, dat film een evenwaardige plaats zou krijgen naast de vrije uitings mogelijkheden van de geest als het boek, het toneel, de schilder kunst, de muziek. Van de geboorte van het electronische wonderkind Televisie, dat zoveel film in haar make-up doet, kon hij niet dromen, zomin wij het kunnen vanJa, als wij die puntjes zouden mogen invullen, zou althans de verbeelding de vrije loop kunnen krijgen. Helaas is ons dat zelfs ontzegd. Het medium, dat wij dienen met alle toewijding van een zorgzame voogd, heeft technische sprongen voorwaarts gemaakt, welke het in staat stellen ons mentaal voor te bereiden op de in daden omgezette fantasie van de werktuigen-mens van onze eeuw. Het brengt ons naar werelden, welke op raketreizen afstand liggen, zij voert ons ook binnen in de psyche van andere samenlevingen en bereidt ons voor op de ontmoeting met de toekomst. Een van zijn wellicht de allerbelangrijkste verdiensten is dat film in onze samenleving als het ware 's mensen derde oog werd, dat over de horizon kijkt. Een gefacetteerd oog samenge steld'uit de lensjes van het gevoel van de kunstenaar en van het verstand van econoom en technicus. Dientengevolge is een film doorgaans een concentraat van gevoel en verstand, dat naar de dosering van het een of het ander op verschillende niveaus zal aanspreken. Welk is niet te voorspellen. Het is daarmede net zo ongewis als in de volgende seconde in ons leven. Net zo ongewis als de toekomst, waarheen deze regels worden geschreven. Het omgaan met film en de grillige uitkomst van zijn bedoelingen fascineert echter miljoenen mensen. Het fascineert omdat film niet denkbaar is zonder zijn even grillige tegenvoeter de mens. Alle hebbelijk- en onhebbelijkheden van de homo sapiens zijn als comedie of drama over het witte doek gegleden, en dat het hem niet altijd paste in de spiegel te kijken laat zich raden. Het heeft in het verleden grote moeite gekost om die spiegel gaaf en schoon te houden, m.a.w. om de vrijheid van de lichtbeelden ongerept te bewaren. Te veel handen zijn er naar uitgestoken, te vaak is getracht een steen te werpen naar het derde oog, dat zag wat men niet wilde zien. Het oog dat tijd en plaats, de vaste waarden en de establishment relatief maakt En ook dat is iets waardevols in de vrije, maar economisch ge bonden, filmkunst. Zij relativeert, zij doorbreekt spanningen ter wijl zij andere spanningen oproept. Aan dit fascinerende bedrijf een toekomstbeschouwing te verbin den is even moeilijk als het voorspellen van succes. Men kan op succes slechts hopen. Precies zoals men voor de toekomst slechts hoop en wensen kan koesteren. Hoop vooral op de verdieping van de erkenning dat film en zijn wijze van verspreiding en ver toning méér zijn dan alleen een vorm van handel en gewin. De film heeft met de Griekse God Hermes gemeen altijd in de eerste plaats in verband te worden gebracht met koophandel, ter wijl zij evengoed andere eigenschappen gemeen hebben, name lijk wegbereider te zijn van nieuwe dingen, bevruchter te zijn van geest en denken, opvoeder te zijn en boodschapper. Wie zal in dit licht nog twijfelen aan de toekomst? 324 325

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1968 | | pagina 60