Temperamentvolle reacties vinnige vraagstellingen in lange artikelen Persoverzicht T\e verjaardag is voorbij. Per tra ditie zit men daarna vast aan het beantwoorden van de brieven zo u ons toestaat al het geschrevene als zodanig te beschouwen. Op het jubi leum van de Nederlandse Bioscoop bond is op een bijzondere wijze ge reageerd. In meer dan één opzicht. Vooreerst is de publiciteit, wat de omvang betreft zeer groot geweest. De aankondiging bijv. dat de Bond 20.000 gasten uitnodigde met als ver deelsleutel het „magische getal 50" kreeg in de vaderlandse bladen meer dan 50 koppen. Dit bleek een goede indicatie voor de belangstelling, wel ke vanaf 26 oktober zou bestaan voor de verjaardag van de Bond. Moed willig zien we hier vol erkentelijk heid voorbij aan de enorme steun door pers, radio en TV verleend aan de grammofoonplaat 3 x 3 is 9 ten bate van het Bio-revalidatiecentrum. Tot twee maal toe zelfs. Wat intensiteit betreft, openhartig heid en temperament is tussen 26 ok tober en einde november het weerga loze bewijs geleverd, dat „film-niet- dood-is". Na het feestelijke onthaal van de me dedeling, dat Bert Haanstra de Zil veren Roos zou krijgen, begonnen de bladen de lezer te informeren over het jubileum en wat in 50 jaren is gepasseerd. Maar tegelijk hebben zij een aantal problemen rondom en in het film- en bioscoopbedrijf ter dis cussie gesteld. Belangrijker dan welke „acte de présence" in de kolommen is de hartstocht, waarmede een aan tal journalisten zich heeft geworpen op het stellen van polemische vragen. In sommige gevallen is daaruit zelfs onderlinge discussie ontstaan. In vrijwel alle kritiek, hoe vinnig ook geformuleerd, klinkt echter de be hoefte door het „medium film" te beschermen, waarmee derhalve film wordt erkend als een staande groot heid met waarde voor de gemeen schap. Men springt met open vizier in de bres voor de film, zij het dat de oor deelsvorming dikwijls wordt vertroe beld door het onder één noemer zet ten van film en filmhandel. Het feit, dat film, ook als vorm van kunst, be staat bij gratie van haar industriële voortbrenging en bedrijfsmatige in troductie bij de kijker maakt het er niet gemakkelijker op in de discussies medium en bedrijf naar hun juiste waarde te schatten en te scheiden. Het is er ongeveer mee als zou de professionele boekbespreker in zijn recensie een oordeel over de bedrijfs voering van de boekhandelaar en de uitgever betrekken. Maar nimmer nog werd de laatsten verweten litera tuur en belletrie op één plank te heb ben, noch werden kiosken opgeza deld met een minderwaardigheids complex, omdat zij meer stripboeken verkopen dan klassieken. Nieuwe Rotterdamsche Courant „Branche-vervaging" is gesignaleerd in de Nieuwe Rotterdamse Courant door de heer A. J. van Dijk, toen de kruitdamp van het jubileumvuurwerk was opgetrokken. Hij schrijft, na een extract uit enkele artikelen en bouta des en ook na te hebben herinnerd aan de in de NRC neergelegde visie over de niet puur zakelijke belangen, die de bond heeft gediend en nog steeds dient: „De Bioscoopbond is in eerste en laatste instantie een bedrijfs organisatie. Haar leden zijn behalve bedrijfslieden Nederlanders, dat wil zeggen lieden, die hun streven naar een zo hoog mogelijke omzet menen te moeten rechtvaardigen met niet- puur zakelijke motieven. Als Neder lander mag je best op winst uit zijn en trots zijn op de befaamde Nederland se handelsgeest, maar daar moet dan toch altijd iets „hogers" bij te pas komen zeker wanneer de handels waar in dit geval film, iets met cul tuur te maken heeft. Dat het bioscoopbedrijf oog heeft en zich (wat mij betreft schoorvoetend) bemoeit met de culturele belangen van zijn „handel" is praktisch gezien een plezierige, soms nuttige bijkom stigheid. Het is onzinnig om van de bioscoopbond meer te verwachten. Wie dat doet werkt mee aan een on zindelijke branchevervaging." Aldus de heer Van Dijk, die overigens sig naleert, dat de bond zelf ook een beetje die vervaging in de hand heeft gewerkt honni soit qui mal y pense zegt hij maar daarop de schrijvers over film, die zo nodig de cultuur moeten verdedigen, kapittelt zich daaraan niet te bezondigen, omdat het alleen maar verwarrend werkt. Wij signaleren dit slotakkoord graag als begin van een aantal meningen, die uit de bezorgdheid des harten der schrijvers over film en Bond zijn ge uit. De Gelderlander-bladen Een van de eersten, die de discussie over het bioscoopbedrijf opende was de heer D. Ouwendijk in de bladen van de Gelderlanderpers onder het hoofd „Wensen voor 50-jarige bio scoopbond". Hij schrijft: „Deze groots opgezette viering een zuidelijk blad zal het later „sober, maar tóch een feest" noemen red.) is zowel wat haar nogal conformistische model als haar ambitieuze opzet betreft typerend voor de ontwikkeling van de feest vierende Bond zelf". Dan volgt over de wijziging van de spelling van de bondsnaam: „schoor voetend is men nu overgegaan tot een moderne schrijfwijze met een enkelvoudige nuchtere S en men be lieft dat de beschouwen als een ge volg van de zogenaamde herstructu rering van de eigen organisatie. Met een zekere weemoed wordt afstand gedaan van de oude vorm, omdat men wel beseft, dat een levende or ganisatie uit perioden bestaat af- 31

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1969 | | pagina 30